ECLI:NL:GHSGR:2003:AL8180

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
887-M-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bruijn-Lückers
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onafhankelijkheid van FORA bij onderzoek naar de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben geweigerd mee te werken aan een door het hof bevolen onderzoek door FORA, omdat zij twijfels hebben over de onafhankelijkheid van FORA. Het hof had eerder, in een tussenbeschikking van 9 april 2003, FORA verzocht om een deskundigenonderzoek uit te voeren aan de hand van door het hof geformuleerde onderzoeksvragen. Deze vragen waren gericht op de relatie tussen het kind en de ouders, en de mogelijkheden van de ouders om in te spelen op de behoeften van het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2003 gaven de ouders aan bereid te zijn mee te werken aan het onderzoek, mits het hof de onderzoeksvragen voor FORA zou opstellen. Echter, na kennisname van het procesdossier door FORA, hebben de ouders hun medewerking ingetrokken, omdat zij de onafhankelijkheid van het onderzoek in twijfel trokken. Het hof heeft geprobeerd de ouders te overtuigen om alsnog mee te werken, maar zij bleven bij hun standpunt.

Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat, gezien de weigering van de ouders om mee te werken aan het onderzoek, de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De bestreden beschikkingen zijn dan ook bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van een onpartijdig deskundigenonderzoek in het belang van het kind, maar constateert dat de ouders niet bereid zijn om de noodzakelijke stappen te zetten voor een zorgvuldige beoordeling.

Uitspraak

Uitspraak : 3 september 2003
Rekestnummer : 887-M-02 / 886-M-02
Rekestnr. rechtbank : 392/2002 / 392/2002
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[eiser] en [eiseres]
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
procureur mr. W. Taekema.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de Stichting Jeugdzorg Zeeland,
kantoor houdende te Middelburg,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
2. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Middelburg,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 9 april 2003 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze beschikking is FORA, vestiging Rotterdam, verzocht een onderzoek te verrichten aan de hand van door het hof geformuleerde onderzoeksvragen en is FORA voorts verzocht het hof daarvan zo spoedig mogelijk rapport uit te brengen.
Van de zijde van FORA is bij het hof op 5 juni 2003 een brief met als bijlage een verslag van een gesprek met de ouders ingekomen.
Bij brief van 23 juni 2003 zijn de ouders en Jeugdzorg verzocht een reactie op voornoemde brief met bijlage van FORA aan het hof te doen toekomen.
Van de zijde van de ouders is bij het hof op 11 juli 2003 een brief ingekomen.
Van de zijde van Jeugdzorg is op 11 juli 2003 een brief ingekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 19 maart 2003 is naar voren gekomen dat er behoefte is aan een deskundigenonderzoek teneinde te bezien hoe een, eventuele, verdere behandeling van [kind] vorm moet (gaan) krijgen. De ouders hebben zich ter zitting bereid verklaard aan een onderzoek mee te werken met het verzoek aan het hof, teneinde elke schijn van partijdigheid te vermijden, de hulpverleningsvragen voor FORA op te stellen. Omdat het naar het oordeel van het hof in het belang van [kind] was om een onpartijdig deskundigenonderzoek plaats te laten vinden, heeft het hof bij tussenbeschikking van 9 april 2003 FORA verzocht een onderzoek te verrichten en daarover rapport uit te brengen. Het hof heeft tevens de onderzoeksvragen voor FORA geformuleerd.
2. Bij brief van 9 mei 2003 zijn de ouders, zoals uit een door FORA aan het hof gezonden kopie blijkt, uitgenodigd voor een gesprek op het bureau van FORA in Rotterdam op maandag 19 mei 2003. Op 9 mei 2003 heeft FORA telefonisch contact opgenomen met het hof en verzocht om toezending van de in de zaak beschikbare rapportage. Het hof heeft vervolgens, daar dit de gebruikelijke gang van zaken is, op 13 mei 2003 het procesdossier aan FORA toegezonden.
3. Bij brief van 2 juni 2003 heeft FORA het hof een verslag van het gesprek op 19 mei 2003 van de ouders met twee onderzoeksters van FORA en de reactie van de ouders daarop toegezonden. Uit dit verslag blijkt dat de ouders grote moeite hebben met het feit dat FORA van het hof de beschikking heeft gekregen over de dossierstukken. Zij geven aan de inhoud van sommige stukken niet te kennen en het met de inhoud van andere stukken niet eens te zijn. Hen is bovendien niet om toestemming gevraagd deze informatie naar FORA te sturen. Zij menen dat de onafhankelijkheid van het onderzoek niet gewaarborgd is nu een van de onderzoeksters kennis heeft kunnen nemen van het oordeel van anderen over hen. De ouders besluiten de toestemmingsverklaring voor het FORA-onderzoek niet te ondertekenen. De onderzoeksters geven aan dat er kennelijk bij de ouders onvoldoende basis van vertrouwen in de onafhankelijkheid van het onderzoek is om het onderzoek te verrichten, en dat zij dit zullen melden bij het hof. De ouders geven aan zeer teleurgesteld te zijn over de gang van zaken. In hun reactie op het gesprek melden de ouders FORA dat zij graag als toevoeging in het verslag willen zien, dat zij hebben voorgesteld om het onderzoek toch gewoon te laten doorgaan en dat zij ook bereid zijn om, wanneer zij het eens zijn met de eindrapportage, deze dan ook te ondertekenen.
4. De ouders en Jeugdzorg is vervolgens bij brief van 23 juni 2003 verzocht voor 16 juli 2003 schriftelijk te reageren op voornoemde brief met bijlage van FORA. Bij brief van 2 juli 2003 heeft Jeugdzorg meegedeeld van mening te zijn dat de houding van de ouders naar de hulpverlening niet veranderd is. De ouders willen niet samenwerken met Jeugdzorg. Zij willen slechts meewerken als dit gaat op hun voorwaarden, zoals ook nu weer blijkt uit het feit dat zij niet aan het door het hof gelaste onderzoek willen meewerken. Jeugdzorg deelt voorts mee dat [kind] erg teleurgesteld is in haar ouders omdat zij niet mee willen werken aan het FORA-onderzoek. Zij krijgt steeds meer het idee dat de ouders haar niet meer thuis willen en heeft besloten haar leven in Middelburg voort te zetten. Bij brief van 10 juli 2003 heeft mr. Van Dalen de reactie van de ouders weergegeven. Hoewel zij het absoluut niet eens zijn met de wijze waarop FORA aan haar informatie is gekomen, wensen zij het onderzoek niet te frustreren en hebben zij FORA voorgesteld het onderzoek toch te laten doorgaan. Wanneer de ouders dan vaststellen dat de eindrapportage op een zorgvuldige en correcte wijze tot stand is gekomen, zijn zij zonder meer bereid de eindrapportage te ondertekenen. Het is voor de ouders dan ook onbegrijpelijk dat FORA hun voorstel niet heeft geaccepteerd. Wat hen betreft kan FORA gewoon aan de slag en zijn zij zonder meer bereid hun medewerking te verlenen. Zij houden alleen een slag om de arm ten aanzien van de vraag of zij zonder meer bereid zijn de eindrapportage te ondertekenen. Zij schorten hun oordeel daaromtrent op, wanneer zij FORA daadwerkelijk aan het werk hebben gezien en hebben geconstateerd dat FORA op een zorgvuldige en evenwichtige wijze, met inachtneming van hun belangen als ouders, haar werkzaamheden verricht. De ouders verzoeken het hof dan ook uitdrukkelijk FORA te vragen het onderzoek van start te laten gaan.
5. Telefonische navraag van de zijde van het hof bij mevrouw Van der Meulen (onderzoekster van FORA) leert dat FORA altijd aan betrokkenen vraagt om een toestemmingsverklaring te ondertekenen. In de verklaring staat dat betrokkenen uitleg hebben ontvangen over de gang van zaken, het onderzoek en de klachtenprocedure en dat zij akkoord gaan met de wijze waarop het onderzoek wordt verricht. Omdat het tekenen van de verklaring wordt gezien als een minimum aan vertrouwen in FORA, wordt zonder een getekend exemplaar geen onderzoek verricht. Gelet op het feit dat de ouders ter zitting van het hof reeds hun medewerking aan een FORA-onderzoek hadden toegezegd, de ouders in de brief van 10 juli 2003 aangeven een slag om de arm te houden ten aanzien van de ondertekening van de eindrapportage en gelet op het oordeel van het hof dat een onpartijdig deskundigenonderzoek in het belang van [kind] is, heeft het hof gemeend nog eenmaal te trachten de ouders tot ondertekening van de toestemmingsverklaring te bewegen. Op 31 juli 2003 (vanwege vakantie van mr. Van Dalen) is telefonisch met mr. Van Dalen afgesproken dat hij nogmaals met de ouders zou praten over ondertekening van de toestemmingsverklaring. Op 20 augustus 2003 is bij het hof een brief van hem ingekomen waarin hij, na uitvoerig contact te hebben gehad met de ouders, meedeelt dat zij niet bereid zijn om conform de werkwijze van FORA te werken en dat zij vinden dat FORA de zaak niet meer onafhankelijk en objectief kan bekijken. Mr. Van Dalen geeft aan dat wat hem betreft beschikking kan worden gewezen door het hof.
6. Het hof betreurt het dat het FORA-onderzoek geen doorgang heeft gevonden, daar het plaatsvinden van een onpartijdig deskundigenonderzoek in het belang van [kind] is. Het hof is van oordeel dat het - gelet op de grote weerstand van de ouders jegens Jeugdzorg - met het zelf formuleren van de onderzoeksvragen voor FORA de onpartijdigheid van het onderzoek, zo deze al in het geding mocht zijn, heeft gewaarborgd. De ouders hebben echter, ondanks aandringen daartoe van het hof, geweigerd hun medewerking te verlenen aan dit onderzoek.
De door het hof geformuleerde onderzoeksvragen waren (onder meer) gericht op het verkrijgen van inzicht in de relatie tussen [kind] en haar ouders, de mogelijkheden van de ouders om in te spelen op de specifieke behoeften van [kind], een eventueel uit het onderzoek te blijken wenselijkheid/mogelijkheid tot terugplaatsing van [kind] bij de ouders en eventueel daarbij noodzakelijk geachte hulp en ondersteuning. Het hof had deze vragen geformuleerd teneinde tot een zorgvuldige beoordeling te kunnen komen. Nu het onderzoek echter ten gevolge van de opstelling van de ouders niet heeft plaatsgevonden, beschikt het hof voor de beantwoording van deze vragen slechts over de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. Gelet hierop alsmede gelet op het feit dat de ouders niet hebben willen meewerken aan een onpartijdig onderzoek van [kind] welk onderzoek in het belang van [kind] was, is het hof van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [kind] nog immer aanwezig zijn. De bestreden beschikkingen worden dan ook bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikkingen betreffende de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing van [kind].
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bruijn-Lückers, Pannekoek-Dubois en Van Leuven, bijge-staan door mr. Buiting als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 3 september 2003.