ECLI:NL:GHSGR:2003:AL8192
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Duindam
- A. Fockema Andreae-Hartsuiker
- P. Pannekoek-Dubois
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 1:25c BW in het kader van vervangende geboorteakte
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van een man om een vervangende geboorteakte. De man, die sinds januari 1997 in Nederland verblijft en in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning, had de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een vervangende akte van geboorte op te maken. De rechtbank had de man echter niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De man stelde dat er nooit een geboorteakte voor hem was opgemaakt, waardoor hij essentiële gegevens zoals zijn geboorteplaats en familienaam niet kon overleggen. Hij had de akte nodig om in het huwelijk te kunnen treden en een paspoort aan te vragen. In hoger beroep betoogde de man dat de rechtbank hem ten onrechte niet in zijn verzoek had ontvangen, ondanks dat hij niet strikt tot de categorie personen behoort die rechtmatig verblijf houdt op grond van de Vreemdelingenwet.
Het hof oordeelde dat artikel 1:25c, lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek niet naar analogie kon worden toegepast op de man. Het hof was van mening dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat hij de benodigde documenten niet in India kon verkrijgen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven van de man en tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank, waarmee de man in zijn verzoek tot het verkrijgen van een vervangende geboorteakte niet werd ontvangen. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet en de noodzaak voor verzoekers om aan te tonen dat zij niet in staat zijn om de benodigde documenten te verkrijgen.