ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9049

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
884-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Kok
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijk recht op echtscheiding voor partijen met zowel Nederlandse als Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om de echtscheiding op grond van het Marokkaanse recht uit te spreken. De man, ook met dubbele nationaliteit, voerde verweer tegen dit verzoek. De rechtbank had eerder de echtscheiding naar Nederlands recht uitgesproken. De vrouw kwam in hoger beroep op 9 december 2002, na de beschikking van de rechtbank op 21 oktober 2002. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2003 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun respectieve advocaten en een tolk.

Het hof oordeelde dat, gezien de dubbele nationaliteit van beide partijen, de effectiviteitstoets van toepassing is. Dit houdt in dat moet worden vastgesteld met welk land, Nederland of Marokko, de partijen de sterkste banden hebben. Het hof concludeerde dat de man, die al meer dan 30 jaar in Nederland woont en daar zijn inkomen verdient, de sterkste banden met Nederland heeft. De vrouw, die in Nederland een opleiding volgt en na de scheiding in Nederland wil blijven, heeft eveneens de Nederlandse nationaliteit als haar effectieve nationaliteit. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had overwogen dat de Nederlandse nationaliteit voor beide partijen de meest effectieve nationaliteit is.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de bestreden beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en verwierp het de argumenten van de vrouw. De beslissing van het hof bevestigt de toepassing van het Nederlands recht op de echtscheiding, ondanks de verzoeken van de vrouw om het Marokkaanse recht toe te passen.

Uitspraak

Uitspraak : 24 september 2003
Rekestnummer : 884-H-02
Rekestnr. rechtbank : 177774/02-2036
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te '[woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. S. de Kluiver,
tegen
[benadeelde partij]
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 9 december 2002 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 oktober 2002.
Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 14 januari 2003 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ingekomen.
Op 15 augustus 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur en de heer B. Kestinie, tolk in de Marokkaanse taal, en de man, bijgestaan door zijn advocate mr. S.P. Koerselman
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De man en de vrouw zijn op [datum] in [plaats] gehuwd.
Beide partijen hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
Bij verzoekschrift van 28 maart 2002 en bij aanvullend verzoekschrift van 12 augustus 2002 heeft de vrouw de rechtbank te 's-Gravenhage onder meer verzocht primair om op grond van artikel 56 van de Mudawwanah en subsidiair om op grond van het Nederlands recht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. De man heeft verweer gevoerd tegen het primaire verzoek van de vrouw.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen partijen de echtscheiding naar Nederlands recht uitgesproken.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - te vernietigen voor zover de rechtbank daarin Nederlands recht op de echtscheiding heeft toegepast en, opnieuw beschikkende, op de echtscheiding het Marokkaanse recht toe te passen, althans zodanige voorzieningen te treffen als het hof juist acht. Ter terechtzitting heeft de man dit beroep gemotiveerd bestreden.
2. Op grond van artikel 1 lid 3 van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding dient de effectiviteitstoets te worden toegepast indien een partij de nationaliteit van meer dan één land bezit. Beide partijen bezitten zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, zodat bij beiden getoetst moet worden met welk land, Nederland of Marokko, partijen de sterkste banden hebben. Het is dus niet aan de man om te bewijzen dat bij hem een werkelijke maatschappelijke band met Marokko ontbreekt, zoals de vrouw stelt. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat Nederland voor de man de meest effectieve nationaliteit is. Hij woont al ruim 30 jaar in Nederland, heeft hier arbeid verricht en geniet zijn inkomen hier. Voorts spreekt en verstaat hij de Nederlandse taal en heeft hij ter terechtzitting onweersproken gesteld dat zijn vrienden en kennissen in Nederland wonen en dat hij slechts eens in de aantal jaren naar Marokko met vakantie gaat, alsmede dat hij voornemens is in Nederland gevestigd te blijven. Onder deze omstandigheden wordt de man naar het oordeel van het hof geacht de sterkste banden met Nederland te hebben. Dat de man, zoals de vrouw heeft gesteld, vasthoudt aan de Marokkaanse normen en waarden, doet aan dit oordeel niet af. Ook voor de vrouw is de Nederlandse nationaliteit naar 's hofs oordeel de effectieve nationaliteit, nu zij ter zitting heeft verklaard hier een opleiding te volgen en te willen werken, en ook na scheiding in Nederland te willen blijven.
3. Ook het overige door de vrouw aangevoerde kan niet tot een ander oordeel leiden, met name niet het door de vrouw ter zitting gevoerde betoog dat de vrouw veel negatieve gevolgen zal ondervinden van een echtscheiding uitgesproken naar Nederlands recht, nu deze in Marokko niet zal worden erkend.
4. Hieruit volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Kok en van der Burght, bijgestaan door
Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2003.