ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9053

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2002/00794
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. de Bruijn-Lückers
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van eerdere arresten in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 augustus 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herroeping van eerdere arresten. De man, eiser in deze procedure, heeft herroeping gevorderd van vier tussenarresten die eerder door het hof zijn gewezen onder rolnummer 96/63. De vrouw, gedaagde, heeft de vordering tot herroeping bestreden. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het griffiedossier en de argumenten van beide partijen.

De man baseerde zijn vordering tot herroeping op een rapport van een forensische schriftexpert, dat dateert van 26 september 1994. Hij stelde dat de vrouw mogelijk bedrog heeft gepleegd met betrekking tot haar handtekening onder een document van 7 september 1988. De vrouw heeft echter verklaard dat zij het originele stuk nooit eerder heeft gezien en dat de handtekening niet van haar afkomstig is. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een nieuw feit dat de herroeping zou rechtvaardigen, aangezien de man al op de hoogte was van de relevante informatie sinds 29 september 1994.

Het hof concludeerde dat de vordering tot herroeping niet kon worden toegewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De procedure werd als nodeloos beschouwd, en de man werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de vrouw tot deze uitspraak waren begroot op € 1.001,-. Het hof wees de vordering van de man af en bevestigde de eerdere arresten.

Uitspraak

Uitspraak : 20 augustus 2003
Rolnummer : 2002/00794 *
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
A r r e s t
in de zaak van:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. L. A . van der Niet,
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. M.G. Evers.
HET GEDING
Bij exploot van 12 juni 2002 heeft de man herroeping gevorderd van de arresten van dit hof van 27 maart 1998, 26 februari 1999, 12 maart 1999, 25 oktober 2000 gewezen onder rolnummer 96/63.
De vrouw heeft geconcludeerd voor antwoord, en heeft de vordering tot herroeping bestreden.
Het hof wijst arrest op basis van het griffie dossier.
BEOORDELING VAN DE VAN DE EIS TOT HERROEPING
1. Op grond van artikel 382 Rv kan op vordering van een partij, herroeping worden gevorderd van een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. De man vraagt herroeping van vier tussenarresten - rolnummer 96/63 - van dit hof van 27 maart 1998, 26 februari 1999, 12 maart 1999 en 25 oktober 2000. Van het tussenarrest van 25 oktober 2000 is de man in cassatie gegaan. Bij arrest van de HR van 12 april 2002 is het cassatie beroep verworpen.
2. Op grond van artikel 383 Rv moet het rechtsmiddel van herroeping worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en de man daarmee bekend is geworden. De vrouw stelt dat er niet sprake is van een nieuw feit en dat op die grond de vordering tot herroeping dient te worden afgewezen. Het hof is met de vrouw van oordeel dat er geen sprake is van een nieuw feit. De man heeft zijn betoog inzake de herroeping gebaseerd op het rapport van de forensische schriftexpert W.C. de Jong, welk rapport is gedateerd op 26 september 1994. Op 18 januari 1994 heeft de vrouw met betrekking tot haar handtekening onder het stuk van 7 september 1988 verklaard, dat zij het originele stuk nooit eerder heeft gezien en de handtekening niet van haar afkomstig was. Het vorenstaande heeft zij herhaald bij de rechter-commissaris op 29 september 1994, dus nadat het rapport van de forensische schriftexpert gereed was gekomen, in welk rapport de deskundige aangeeft dat hij de overtuiging heeft dat de handtekening op het stuk van 7 september 1988 afkomstig is van de vrouw. Indien de man stelt dat de vrouw - terzake haar verklaring bij de rechter-commissaris -mogelijk bedrog heeft gepleegd, was deze wetenschap in ieder geval bij de man al bekend op 29 september 1994. Het betoog van de man dat hij het rapport van de forensische schriftexpert is kwijtgeraakt, snijdt geen hout aangezien het hof het niet aannemelijk acht dat de man niet over het rapport heeft kunnen beschikken, nu het rapport in opdracht van de toenmalige raadsman van de man is gemaakt. Er mag van worden uitgegaan dat de raadsman over het rapport heeft beschikt . Het hof is derhalve van oordeel dat de vordering tot herroeping van de arresten van dit hof op 27 maart 1998, 26 februari 1999, 12 maart 1999 en 25 oktober 2000 onder rolnummer 96/63 gewezen moet worden afgewezen.
3. Het hof is van oordeel dat deze procedure volstrekt nodeloos is geweest. Het hof zal de man als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordelen.
BESLISSING
Het hof:
wijst de vordering van de man af tot herroeping van de arresten van dit hof van 27 maart 1998, 26 februari 1999, 12 maart 1999 en 25 oktober 2000 onder rolnummer 96/63 gewezen.
veroordeelt de man in de kosten van het geding in hoger be-roep, aan de zijde van de vrouw tot deze uitspraak begroot op € 1.001,-, gespeci-ficeerd als volgt:
- vastrecht, € 230,-
- salaris procureur, € 771,-
te betalen aan de griffier van dit hof, die zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv.
Dit arrest is gewezen door mrs. van den Wildenberg, de Bruijn-Lückers en Labohm en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.