ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7583

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
609-M-00
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Fockema Andreae-Hartsuiker
  • Pannekoek-Dubois
  • Van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een adoptieverzoek ondanks het ouderlijk gezag van de vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 oktober 2003, gaat het om een adoptieverzoek van twee verzoekers die de adoptie van een kind wensen, terwijl de biologische vader nog steeds het ouderlijk gezag heeft. De verzoekers zijn op 10 augustus 2000 in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank te Middelburg, die hun verzoek tot adoptie had afgewezen. De vader, die in het buitenland woont, verzet zich niet tegen de adoptie, maar is nog steeds juridisch belast met het gezag over het kind. De verzoekers hebben de rechtbank verzocht om de adoptie uit te spreken, ondanks het feit dat de vader nog het gezag heeft, wat in strijd is met artikel 1:228 lid 1 onder g BW, dat vereist dat de ouder niet langer het gezag over het te adopteren kind heeft.

Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien het kind in Nederland woont. Het hof heeft de situatie van de vader en de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel de vader nog steeds het gezag heeft, hij geen invulling geeft aan dit gezag en instemt met de adoptie. De vader heeft geen intentie om het kind op te voeden of te verzorgen, wat het hof als voldoende beschouwt om aan de vereisten voor adoptie te voldoen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de adoptie in het belang van het kind is, aangezien het kind al geruime tijd bij de verzoekers woont en zich goed ontwikkelt.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de adoptie uitgesproken. De griffier is opgedragen om de adoptie drie maanden na de uitspraak aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te zenden, zodat de adoptie kan worden geregistreerd in de geboorteakte van het kind. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind en de instemming van alle betrokken partijen.

Uitspraak

Uitspraak : 22 oktober 2003
Rekestnummer : 609-M-00
Rekestnr. rechtbank : 149/2000
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende] (volgens de geboorteakte [belanghebbende],
en T[belanghebbende],
beiden wonende te [adres]),
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoekers,
procureur mr. W.K. van Duren.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [benadeelde partij],
hierna ook te noemen: de vader, en
2. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging [M],
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
De verzoekers zijn op 10 augustus 2000 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 14 juni 2000.
Van de zijde van de verzoekers is bij het hof op 1 september 2000 een aanvullend appelschrift ingekomen.
Op 1 november 2000 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat mr. J.C. van den Doel.
Nadien zijn van de zijde van de verzoekers bij het hof op 10 april 2002 en 24 februari 2003 aanvullende stukken ingekomen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang -het volgende vas[kind]kind], hierna te noemen: [kind], is op [geboortedatum]e [adres] ([buitenland]) geboren uit het huwelijk van [moeder] en de vader. In dit huwelijk is op 14 mei 1998 de echtscheiding uitgesproken. De moeder van [kind] is overleden op 30 augustus 1998 en [kind] verblijft sindsdien bij de verzoekers in Nederland.
De vader woont in [Y].
De verzoekers en [kind] hebben de [buitenlandse] nationaliteit.
Bij verzoekschrift van 6 december 1999 hebben de verzoekers de rechtbank te [M] verzocht de adoptie uit te spreken van [kind]. De vader verzet zich niet tegen de adoptie.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De verzoekers verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog hun inleidend verzoek toe te wijzen.
2. Het hof stelt vast dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt nu [kind] in Nederland woont. Op grond van het ongeschreven internationaal recht inzake adoptie past het hof Nederlands recht toe op het verzoek van verzoekers [kind] te adopteren.
3. In artikel 1:228 lid 1 onder g BW wordt als voorwaarde voor adoptie gesteld dat de ouder niet langer het gezag over het te adopteren kind heeft. Vast staat dat de vader nog belast is met het ouderlijk gezag ("parental responsibility") over [kind]. Bij de mondelinge behandeling van 1 november 2000 heeft het hof de verzoekers in de gelegenheid gesteld om de mogelijkheid te onderzoeken via de raad de vader - in [Y] - uit het ouderlijk gezag te laten ontheffen. Bij de op 10 april 2002 ingekomen brief hebben de verzoekers een brief van 19 maart 2002 van Hugh Young Solicitors overgelegd. Uit deze brief blijkt dat het in de onderhavige omstandigheden in [Y], niet mogelijk is de vader uit het gezag te ontheffen anders dan door adoptie, waardoor de vader van rechtswege (naar Engels recht) het gezag verliest. Er dreigt een impasse te ontstaan in die zin dat de Nederlandse wet als voorwaarde voor een rechtsgeldige adoptie stelt dat geen ouder meer het gezag heeft over het kind, terwijl naar Engels recht het gezag van de ouder pas eindigt op het moment van de adoptie. De verzoekers stellen dat dit niet in het belang van [kind] is en verzoeken het hof deze impasse te doorbreken door de adoptie uit te spreken.
4. Het hof onderschrijft de overweging van de rechtbank dat thans, althans naar de letter, nog niet aan het vereiste van artikel 1:228 lid 1 onder g BW is voldaan; aan alle andere vereisten voor adoptie is wel voldaan. Het vereiste van artikel 1:228 lid 1 onder g BW sluit aan bij het principe dat slechts van toewijzing van een adoptieverzoek sprake kan zijn als de ouder het kind niet kan of wil verzorgen en opvoeden, hetgeen dan blijkt uit het ontbreken van het gezag. In het onderhavige geval is naar het oordeel van het hof aan dit principe voldaan, ook al heeft de vader nog het gezag. Immers, de vader geeft kennelijk op geen enkele wijze invulling aan het ouderlijk gezag en stemt onvoorwaardelijk in met de beoogde adoptie: hij kan en wil het kind niet verzorgen en opvoeden. Met deze instemming geeft hij aan dat hij ook in de toekomst geen inhoud aan het ouderlijk gezag wenst te geven. Niet is gebleken dat hij zijn toestemming onvrijwillig heeft gegeven of dat hij zich niet volledig bewust is geweest van de consequenties van zijn instemming en het adoptieverzoek. Ook de Engelse advocaat van de vader bevestigt in zijn brief van 19 maart 2002 nog eens dat de vader de door verzoekers verzochte adoptie wenst. Overigens is het niet zo dat als de Nederlandse rechter de adoptie uitspreekt en de verzoekers het gezag over [kind] krijgen de vader in [Y] met het gezag blijft bekleed, aangezien in [Y] het gezag van de vader van rechtswege eindigt op het moment dat de adoptie in Nederland een feit is. Gelet op het oordeel van het hof dat aan de achterliggende gedachte van artikel 1:228 lid 1 onder g BW is voldaan houdt het hof het ervoor dat dit gezag van de vader eindigt op een tijdstip gelegen vlak voor het moment dat de adoptie in Nederland een feit is, zodat op voldoende wijze aan het vereiste van artikel 1:128 lid 1 onder g is voldaan. Het hof acht de adoptie ook in het belang van [kind]. De moeder van [kind] heeft in haar testament de verzoekers aangewezen als "guardians" van [kind] voor het geval zij voor zijn achttiende verjaardag zou komen te overlijden. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [kind] inmiddels reeds geruime tijd in het gezin van verzoekers opgroeit en dat het goed gaat met hem. Hij ontwikkelt zich naar tevredenheid en heeft een hechte band met de verzoekers. Alle thans bij de adoptie betrokkenen hebben bovendien hun goedkeuring uitgesproken en van de vader heeft [kind] niets meer te verwachten. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van [kind] dat de feitelijke band die hij thans met de verzoekers heeft juridisch wordt vastgelegd in de vorm van adoptie. Om die reden zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de adoptie uitspreken.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
spreekt uit de adoptie van [kind] door de verzoekers;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en voorzover daartegen geen cassatie is ingesteld -deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente den Haag;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag alsdan de vermelding van de adoptie in de geboorteakte van [kind] toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Pannekoek-Dubois en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Groenleer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2003.