ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7584

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200293102
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wurzer
  • M. van der Putten-Göbbels
  • A. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank te Rotterdam inzake drugshandel en poging tot import van verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 14 juni 2002. De verdachte is beschuldigd van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een substantiële hoeveelheid cocaïne en van een poging tot import van een grote hoeveelheid hashish. De rechtbank had de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en een geldboete van € 20.000,00. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met mededaders, doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel heeft nagestreefd door de volksgezondheid te bedreigen en vermogensdelicten onder gebruikers te bevorderen. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat zijn handelen niet heeft kunnen weerhouden. Het hof heeft de eerdere veroordeling en de ernst van de feiten in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn verschillende getuigen gehoord, maar het hof heeft een verzoek om een getuige opnieuw te horen afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven en heeft de verdachte opnieuw veroordeeld. De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

parketnummer 1015054000
datum uitspraak 26 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 14 juni 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 november 2002, 9 december 2002, 24 maart 2003, 25 maart 2003, 28 april 2003, 8 september 2003, 11 september 2003 en 12 september 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van € 20.000,00, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beslissingen op het nog openstaande getuigenverzoek
Met betrekking tot het verzoek [naam] als getuige te doen horen
Het hof wijst het verzochte verhoor van [naam] af, nu deze in een eerdere fase door de rechter-commissaris is gehoord, waarbij de raadsman van de verdachte vragen heeft kunnen stellen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat deze getuige niet op de afgesproken dag/tijd door de rechter-commissaris is gehoord. Feiten en/of omstandigheden die tot inwilliging van het verzoek zouden moeten leiden zijn niet of in onvoldoende mate naar voren gekomen.
Het hof is van oordeel dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat door de hiervoor genoemde beslissing noch het openbaar ministerie in zijn vervolging noch de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair (Barcelona) en 2 primair (Mijnsheerenland) tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van € 45.000,00, subsidiair hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders zowel schuldig gemaakt aan het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een substantiële hoeveelheid van een stof bevattende cocaïne, als aan een poging tot import van een grote hoeveelheid hashish.
Hierdoor wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving en is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register d.d. 5 september 2003, eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair (Barcelona) en 2 primair (Mijnsheerenland) tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Wurzer, Van der Putten-Göbbels en De Groot, in bijzijn van de griffiers mrs Couvret en Prinsen. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2003.