parketnummer 1200696901
datum uitspraak 5 november 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 13 maart 2002
in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 oktober 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
Door de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
dat hij op 5 juli 2001, in de gemeente Hulst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N60, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig met zijn voertuig via de linkerberm van die weg naar de zich in die berm bevindende G. [naam] met een hogere snelheid dan door de omstandigheden werd gerechtvaardigd toe te rijden en daarbij zijn voertuig niet tijdig te remmen, waarbij en waardoor hij toen met zijn voertuig tegen die G. [naam] en een vlakbij die G. [naam] staand radarsnelheidscontrole-apparaat is aangereden, waardoor die G. [naam] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten zodanig letsel aan het rechterbeen dat dit been tot boven de knie moest worden geamputeerd.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Renckens heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte had als verkeersassistent ondermeer tot taak toe te zien op het goed functioneren van radarapparatuur bestemd voor snelheidsovertreding, welke door hem was opgesteld in de berm van de Rijksweg N60. Toen hij vanaf zijn observatiepositie bemerkte dat iemand, het latere slachtoffer, doende was die apparatuur onklaar te maken, is hij met zijn auto op zeer onvoorzichtige wijze met een, de omstandigheden in aanmerking genomen, te hoge snelheid via de berm tussen een fietspad en de N60 recht op het latere slachtoffer afgereden, dat zich vlakbij die apparatuur bevond. Daarbij heeft hij niet tijdig geremd, hetgeen een aanrijding tot gevolg had waarbij dat slachtoffer zwaar gewond is geraakt.
Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan, temeer nu uit het onderzoek is komen vast te staan dat hem voor de verwezenlijking van het door hem nagestreefde -op zichzelf legitieme- doel, te weten het voorkomen dat die apparatuur schade zou oplopen en het tot de orde roepen van degene die in dat opzicht een dreiging opleverde, andere mogelijkheden openstonden welke geen gevaar voor de verkeersveiligheid of personen opleverden.
Het hof heeft laten meewegen dat het slachtoffer [naam] tengevolge van deze aanrijding zeer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg waarvan deze blijvend invalide is geworden.
Het hof is dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, van na te melden duur een passende en noodzakelijke reactie vormt.
Anderzijds neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep onomwonden heeft toegegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Bovendien is blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister de dato 22 augustus 2003 de verdachte nog niet eerder met Justitie in aanraking geweest.
Het hof ziet al met al aanleiding een lagere straf onderscheidenlijk maatregel op te leggen dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd.
Met betrekking tot de ontzegging van de rijbevoegdheid overweegt het hof dat het belang van de verkeers-veiligheid dat met ontzegging is gediend, zwaarder dient te wegen dan het belang van de verdachte bij behoud van diens rijbevoegdheid.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een WERKSTRAF voor de duur van HONDERD UREN, te vervangen door hechtenis voor de tijd van VIJFTIG DAGEN voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ÉÉN JAAR.
Dit arrest is gewezen door mrs. Heemskerk, Van Dissel en Vermeulen, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 november 2003.
Mr. Vermeulen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.