rolnummer 2200093803
parketnummer 0975734602
datum uitspraak 23 oktober 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 3 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 oktober 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Poging tot doodslag;
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Wesselink heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, te weten poging tot moord, en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot het in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van duizend euro en dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer opgezocht en met het pistool dat hij had meegenomen kogels afgevuurd in de richting van het slachtoffer.
De wijze waarop dit delict is uitgevoerd, met name het feit dat het heeft plaatsgevonden bij de ingang van de woning van het slachtoffer welke woning deel uitmaakte van een flatblok met galerij en maisonnettewoningen, draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bij dit vuurwapen behorende munitie. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, soms met ingrijpende gevolgen, en veroorzaken dan veelal gevaar en ernstige gevoelens van onveiligheid. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en daarop gelijkende voorwerpen.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 september 2003, is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Zulks doet naar het oordeel van het hof niet af aan de ernst van het thans bewezenverklaarde feit.
Het hof is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals na te melden, een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft mr. M.A. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, zich namens [naam], als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.000,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit - in eerste aanleg toegewezen - bedrag.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij, mede gelet op het eigen aandeel van het slachtoffer, niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAAR EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Verheij, Van der Putten-Göbbels en Jalink in bijzijn van de griffier mr. Oudshoorn-Kloos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 oktober 2003.
Mr. Verheij is buiten staat dit arrest te ondertekenen.