ECLI:NL:GHSGR:2003:AN8613

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200133603
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van der Putten-Göbbels
  • A. de Groot
  • P. van Gend
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, en medeplichtigheid aan moord in het kader van een ripdeal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, waarbij 20 kilogram heroïne en een geldbedrag zijn buitgemaakt. Tevens is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan moord, omdat hij een partner in de ripdeal heeft overgeleverd aan mannen die op zoek waren naar de daders. Deze partner werd later op gruwelijke wijze aangetroffen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief rapporten van de Reclassering en psychologen. De verdachte werd als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidivegevaar een zware straf rechtvaardigden. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare delicten en bevond zich op het moment van de feiten in een proeftijd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, evenals de Wet wapens en munitie. De uitspraak benadrukt de schokkende aard van de delicten en de impact op de rechtsorde en de samenleving.

Uitspraak

parketnummer 1009000601
datum uitspraak 6 november 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 februari 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 oktober 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
4. meer subsidiair: Medeplichtigheid aan medeplegen van moord.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Kuipers heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, op de wijze zoals is bewezenverklaard. Hierbij hebben verdachte en zijn mededaders 20 kilogram heroïne en een geldbedrag buitgemaakt. Vervolgens heeft de verdachte, enkele dagen na voormelde ripdeal, één zijn partners in die ripdeal, D. [naam], overgeleverd aan mannen die op zoek waren naar de daders van die ripdeal en de buitgemaakte drugs.
Die mannen hadden verdachte verteld dat zij plegers van een ripdeal in mootjes hakken. Verdachte heeft [naam] vervolgens - aldus wetend wat er met [naam] ging gebeuren - bij zijn schuur, waar de buitgemaakte heroïne lag opgeslagen, "afgeleverd". Kort daarna is [naam], met afgehakte armen, ingezaagde benen, en met kogels doorzeefd, aangetroffen in een dichtgeschroefde afvalbak.
Het plegen van een ripdeal, waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd, is een delict dat vaak gevolgd wordt door een golf van andere delicten, zoals in casu is gebeurd.
Delicten als de onderhavige dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en daarnaast brengen deze bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Tevens heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad op een voor het publiek toegankelijke plaats. Hierdoor kan de algemene veiligheid van personen ernstig in gevaar worden gebracht, in het bijzonder omdat er immers kans is dat het wapen daadwerkelijk zal worden gebruikt.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 augustus 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van een vermogens- en geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen, terwijl de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten bovendien in een proeftijd van een eerdere veroordeling liep.
Het hof heeft acht geslagen op de rapporten van de Reclassering d.d. 1 februari 2002, van psychiater drs. T.I. Oei en op de psychologische rapportage d.d. 28 oktober 2002 van drs. J.J. van der Weele omtrent de verdachte. De psycholoog acht de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar en vreest voor recidive, gelet op de verminderde gewetensfunctie en het onvermogen bij verdachte om op een reguliere wijze vorm te geven aan zijn bestaan.
Het hof neemt dit oordeel over en maakt het tot het zijne.
Het hof is alles afwegend van oordeel dat gelet op de generale en speciale preventie een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf en dan van na te melden duur passend en geboden is.
Indien en voor zover de door het hof op te leggen straf zwaarder is dan door de advocaat-generaal gevorderd, overweegt het hof dat naar zijn oordeel de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden het best tot uitdrukking komen in na te melden straf.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 48, 49, 57, 63, 289, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
12. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Putten-Göbbels, De Groot en Van Gend, in bijzijn van de griffier
Luijken. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 november 2003.
Mr. Van Gend is buiten staat dit arrest te ondertekenen.