ECLI:NL:GHSGR:2003:AN9380

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/02715
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Tijnagel
  • mr. Postema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 2 december 2003 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoeker X tegen verweerder, de voorzitter van het managementteam van de regio P van de Belastingdienst. Het verzoek volgde op een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998, die op 14 december 2001 aan verzoeker was opgelegd. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat verweerder geen uitspraak op bezwaar had gedaan. Verzoeker stelde dat er een overeenkomst was over het belastbare inkomen en dat hij recht had op teruggave van een bedrag aan inkomstenbelasting.

De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hij zonder zitting kon beslissen als het verzoek kennelijk ongegrond was. Verweerder had aangevoerd dat er geen spoedeisend belang was, omdat er geen invorderingsmaatregelen waren getroffen en de teruggave zou worden verrekend met een openstaande schuld. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er een onevenredig nadeel zou ontstaan, en dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken, met mr. Tijnagel als voorzieningenrechter en mr. Postema als waarnemend griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
Belastingkamer (voorzieningenrechter)
2 december 2003
nummer BK-03/02715
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van X te Z (hierna: verzoeker) betreffende na te melden besluit van het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, thans: de voorzitter van het managementteam van de regio P (hierna: verweerder).
1. Aanduiding van het bestreden besluit
Aan verzoeker is op 14 december 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 80.892 en een bedrag aan te betalen belasting van nihil.
2. Ontstaan en loop van het geding
2.1. Verzoeker is tegen de onder 1 genoemde aanslag op
14 januari 2002 in bezwaar gekomen bij verweerder.
2.2. Verzoeker heeft op 8 oktober 2003 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van het Hof. Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een op
10 november 2003 ingekomen verweerschrift.
3. Overwegingen omtrent het verzoek
3.1. Artikel 8:83, lid 3, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder toepassing van lid 1 van genoemd artikel, dat wil zeggen zonder partijen uit te nodigen op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3.2. Verzoeker stelt in zijn verzoek dat met verweerder is overeengekomen dat het belastbare inkomen over het jaar 1998 ƒ 18.310 bedraagt en dat hij, na verrekening van de voorheffingen, recht heeft op teruggave van een bedrag aan inkomstenbelasting van ƒ 3.128. Verweerder heeft in strijd met artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen nog steeds geen uitspraak op bezwaar gedaan. Verzoeker vraagt verweerder op te dragen uitspraak op bezwaar te doen dan wel in goede justitie een voorlopige voorziening te treffen. Van de teruggave zal, zo stelt verzoeker, een stimulans uitgaan op zijn onderneming.
3.3. Verweerder stelt dat geen spoedeisend belang aanwezig is. Er zijn geen invorderingsmaatregelen getroffen en de teruggave zal verrekend worden met de schuld van ƒ 18.661 die bij de belastingdienst ter betaling openstaat.
3.4. Alleen de in 3.2 genoemde omstandigheden rechtvaardigen echter niet het treffen van een voorlopige voorziening. Niet gesteld of aannemelijk is gemaakt dat een onevenredig nadeel aan de kant van verzoeker aanwezig is of zal ontstaan waardoor, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist zou zijn. Indien verweerder in gebreke is tijdig uitspraak op bezwaar te doen kan verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 6:12 van de Awb beroep instellen bij het Hof.
3.5. Het verzoek kan gezien het vorenstaande niet worden toegewezen.
4. Proceskosten
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
5. Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is vastgesteld op 2 december 2003 door mr. Tijnagel als voorzieningenrechter. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Postema.
W.g. Postema en Tijnagel.
Aangetekend aan
partijen verzonden: 2 december 2003.
nummer BK-03/02715 blz. 3/3