ECLI:NL:GHSGR:2003:AO2646
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Borgesius
- J. van den Berg
- M. Fleers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak in economische delicten met betrekking tot vergunningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin de verdachte op 31 januari 2003 was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 oktober 2003. De verdachte werd verweten dat zij een inrichting in werking had zonder de vereiste vergunning, zoals omschreven in de Wet op de economische delicten. Het hof heeft de tenlastelegging in verschillende subsidiaire vormen beoordeeld.
Het hof oordeelde dat de gegevens die een aanvrager van een vergunning vermeldt, niet als voorschriften aan de vergunning kunnen worden beschouwd, tenzij dit expliciet in de vergunning is opgenomen. De verdachte werd verweten dat zij de inrichting had veranderd zonder vergunning, maar het hof concludeerde dat het enkele feit van verandering niet voldoende bewijs opleverde voor het in werking hebben van de inrichting zonder vergunning.
Daarnaast werd de verdachte verweten dat zij een inrichting had opgericht zonder vergunning. Het hof oordeelde dat, aangezien het bevoegd gezag geen grenzen had gesteld aan de vergunning, het handelen van de verdachte niet kon worden aangemerkt als het oprichten of in werking hebben van een inrichting zonder vergunning.
Ten aanzien van de valsheid in geschrifte, zoals ten laste gelegd onder feit 3, oordeelde het hof dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd derhalve vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en gelastte de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.