ECLI:NL:GHSGR:2003:AO5197

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200136303
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. von Brucken Fock
  • M. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • B. Bax-Luhrman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige beroving met wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige beroving. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer, [naam], beroofd, waarbij het slachtoffer werd vastgepakt, zijn mond werd afgedekt en hij in zijn eigen auto werd geduwd. Gedurende de rit naar Wateringen werd hij onder schot gehouden met een voorwerp dat leek op een vuurwapen. Het motief van de verdachte en zijn mededaders was financieel gewin. Na de beroving werd het slachtoffer in zijn eigen auto achtergelaten, terwijl zijn echtgenote en hun baby in de woning aanwezig waren. De verdachte en zijn mededaders hebben ook de woning van het slachtoffer binnengedrongen en daar goederen en geld gestolen, onder bedreiging van geweld. Het hof oordeelde dat de feiten op brute wijze inbreuk maakten op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat leidde tot aanzienlijke psychische en financiële schade. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat een hogere straf had opgelegd, en sprak de verdachte vrij van een aantal tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een strenge reactie op dergelijk geweld.

Uitspraak

parketnummer 0975714102
datum uitspraak 16 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 maart 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 november 2003 en 2 december 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 eerste cumulatief, 1 tweede cumulatief, 2 primair, 3 eerste cumulatief, 3 tweede cumulatief, 4, 5, 6, en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd.
De enkele herkenning van de verdachte op grond van een meervoudige fotoconfrontatie door één van de slachtoffers ([naam]) in combinatie met de verklaring van datzelfde slachtoffer dat het inbeslaggenomen machinepistool zeer sterk gelijkend was aan het door de verdachte gehanteerde wapen, acht het hof onvoldoende om een bewezenverklaring te kunnen dragen. Dit oordeel wordt niet anders door de omstandigheid dat één van de daders een bivakmuts droeg en in de auto van de verdachte een bivakmuts is aangetroffen.
De verdachte moet derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief, 1 tweede cumulatief, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 eerste cumulatief: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.
Feit 1 tweede cumulatief: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 primair: diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor nachtrust bestemde tijd in een woning, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 6: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Feit 7: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Wesselink heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 eerste cumulatief, 1 tweede cumulatief, 2 primair, 3 eerste cumulatief, 3 tweede cumulatief, 4, 5, 6, en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met beslissing omtrent het inbeslaggenomene conform de beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen [naam] en zijn echtgenote [naam] beroofd. De beroving van [naam] is voorts gepaard gegaan met wederrechtelijke vrijheidsberoving.
[naam] werd van achteren benaderd door de verdachte en zijn mededaders en kreeg onmiddellijk een harde klap op zijn gezicht. Achtereenvolgens werd hij vastgepakt, werd zijn mond afgedekt, werden zijn autosleutels afgepakt, werd zijn auto open gedaan, werd hij in zijn eigen auto geduwd, en werden in de auto zijn knieën en polsen met tape vastgebonden. De verdachte en zijn mededaders zijn daarop met [naam] naar Wateringen gereden. Gedurende de rit werd [naam] voortdurend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp onder schot gehouden en werden een jas en een tas over hem heen gelegd. Uiteindelijk werd [naam] getaped in zijn eigen auto achtergelaten. Het motief van de verdachte en zijn mededaders was geld. Ten einde de diefstal te realiseren is [naam] voortdurend onder schot gehouden. Voorts is tegen hem het dreigement geuit dat zijn echtgenote en zijn zoontje zouden worden vermoord indien hij niet zou verklaren waar zijn geld zich bevond. De verdachte en zijn mededaders hebben uiteindelijk, toen bleek dat [naam] geen geld bij zich had, hem van zijn huissleutels en zijn telefoon beroofd. Teneinde alsnog aan geld te komen is een aantal van de daders, onder wie de verdachte, naar de woning van [naam] gegaan en zijn zij diens woning met behulp van de weggenomen sleutels binnengedrongen. In de woning bevonden zich zijn echtgenote, [naam], en hun acht maanden oude zoontje. Vervolgens is [naam] van een aanzienlijk geldbedrag en een aantal andere eigendommen beroofd. Ook dit feit heeft onder bedreiging van geweld plaatsgevonden. Zo is een hand op de ogen van die [naam] gelegd waardoor zij niets kon zien en zijn haar daarbij de woorden "Rustig wij willen geld" toegevoegd. Ook is een metalen voorwerp tegen haar hoofd geplaatst en zijn daarbij de woorden geuit: "Bij de tweede gaat hij over". Op enig moment is naar [naam], die zich toen nog steeds in zijn eigen auto bevond, gebeld en heeft de verdachte een telefoon aan zijn oor gehouden opdat hij zijn zoontje kon horen huilen. [naam] is, nadat de diefstal was voltooid, vastgebonden in de echtelijke woning achtergelaten. Het moge, gelet op het vorenstaande, duidelijk zijn dat door de verdachte en zijn mededaders op uiterst brute wijze inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de beide slachtoffers en de bewegingsvrijheid van het slachtoffer [naam]. De onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn door de slachtoffers als bijzonder bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Daarnaast kunnen feiten als deze bij de burgers in het algemeen, wanneer zij daarvan kennisnemen, angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweegbrengen. Voorts zijn de beide slachtoffers ten gevolge van de gepleegde diefstal van het geld en de andere eigendommen in aanzienlijke mate financieel benadeeld.
Daarnaast heeft de verdachte een tweetal vuurwapens, munitie en een geluiddemper voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. Bovendien veroorzaakt het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daartegen dient, in het bijzonder uit een oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. Het stijgend aantal slachtoffers in de samenleving ten gevolge van vuurwapengeweld onderstreept de noodzaak hiervan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 29 oktober 2003, eerder is veroordeeld voor allerlei vermogens- en geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft voorts ten nadele van de verdachte rekening gehouden met het feit dat de verdachte - naar thans kan worden vastgesteld tegen beter weten in - geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn brute handelwijze heeft willen dragen.
In aanmerking nemende de vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde vormt naar het oordeel van het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie.
11. Beslag
De blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 9, 10, 11, 12 en 14, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 6 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 3, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 5 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 4, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het
begaan of de voorbereiding van misdrijven zoals vermeld in de Opiumwet, en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 7 en 8, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 13 en 16, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het blijkens de aangehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 15, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 7 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen bivakmuts (op de aangehechte beslaglijst genummerd 5) zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief, 1 tweede cumulatief, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de op de aangehechte beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: munitie (nummers 2 en 11); pistool (nummer 3); poeder (nummer 4); machinegeweer (nummer 6); patroonhouders (nummers 7 en 8); patronen (nummers 9, 10, 12 en 14); huls (nummer 13); geluiddemper (nummer 15) en een loop (nummer 16)
Gelast de bewaring van de bivakmuts, nummer 5 op de aangehechte beslaglijst in beslaggenomen voorwerpen, ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Von Brucken Fock, Fockema Andreae-Hartsuiker en
Bax-Luhrman,
in bijzijn van de griffier mr. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2003.