ECLI:NL:GHSGR:2004:AO2252
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Pannekoek-Dubois
- A. van Leuven
- J. Scheij
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewindstelling na verzoek tot opheffing door de man
In deze zaak heeft de man, verzoeker in hoger beroep, op 30 september 2002 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 1 juli 2002, waarin zijn verzoek tot opheffing van de bewindstelling werd afgewezen. De man was in 1997 onder bewind gesteld vanwege zijn persoonlijke en geestelijke toestand, die hem verhinderde zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Hij verzocht de kantonrechter om het bewind op te heffen, omdat hij meende dat hij inmiddels in staat was om zelfstandig voor zijn belangen te zorgen. De kantonrechter had echter geoordeeld dat de schulden van de man nog steeds aanwezig waren, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 26 november 2003, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, heeft de man zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat hij de zware rouwperiode na het overlijden van zijn echtgenote had verwerkt en nu in staat was om zijn financiële zaken zelf te beheren. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door E. van Lent, uitte echter twijfels over de capaciteiten van de man om zijn budget goed te beheren, gezien zijn financiële situatie.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de redenen voor de onderbewindstelling niet langer aanwezig zijn. Het hof oordeelde dat de man voldoende inzicht had in zijn financiële situatie en dat de beëindiging van het bewind hem meer financiële ruimte zou geven. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het bewind opgeheven, waarmee het verzoek van de man werd toegewezen.