ECLI:NL:GHSGR:2004:AO4203
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Verbeek
- J. van den Wildenberg
- M. Scheij
- Rechtspraak.nl
Huwelijksregistratie en openbare orde in het kader van verblijfsvergunningen
In deze zaak gaat het om de inschrijving van een in Turkije gesloten huwelijk van de man met de vrouw in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in Nederland. De man, die eerder met een andere vrouw was getrouwd en inmiddels de Nederlandse nationaliteit had verkregen, had op 11 juli 2003 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 mei 2003, waarin zijn verzoek tot registratie van het huwelijk werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de registratie van het huwelijk in strijd was met de Nederlandse openbare orde, omdat het huwelijk in overwegende mate gericht leek op het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor de vrouw en haar kinderen in Nederland.
Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft de zaak op 4 februari 2004 behandeld. De man voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het huwelijk onverenigbaar was met de Nederlandse openbare orde. Hij stelde dat het huwelijk gericht was op het vervullen van huwelijkse plichten en dat er geen sprake was van een schijnhuwelijk. Het college van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage, dat de registratie had geweigerd, voerde aan dat de registratie van het huwelijk in overwegende mate gericht was op het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
Het hof oordeelde dat er voldoende betrokkenheid was met de Nederlandse rechtssfeer, aangezien de registratie van het huwelijk voornamelijk gericht was op de vestiging van de vrouw en de kinderen in Nederland. Het hof concludeerde dat de weigering van de registratie van het huwelijk geen strijd opleverde met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de man zijn gezinsleven met de vrouw en kinderen in Turkije kon voortzetten. Ook was er geen strijd met artikel 12 EVRM, aangezien het huwelijk legaal was volgens de Turkse wet. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man tot veroordeling van het college in de proceskosten af.