ECLI:NL:GHSGR:2004:AO4305

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200337702
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.P. von Brucken Fock
  • L.A.J.M. van Dijk
  • M.J. Bax-Luhrman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van heroïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Middelburg. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door de invoer van ongeveer 90 kilo heroïne vanuit Turkije. De heroïne was verstopt in kartonnen dozen met grapefruit, die per zeeschip naar Nederland werden vervoerd. De verdachte, die vennoot was van een bedrijf in Turkije dat de pallets verzond, werd als organisator van de invoer aangemerkt. Tijdens de aanhouding werd hij in de nabijheid van de pallets aangetroffen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk bevestigd, maar het overige vonnis vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het hof overwoog dat de invoer van heroïne een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid met zich meebrengt en dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, geen inzicht toonde in de ernst van zijn daden. De straf werd gemotiveerd door de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit en dat de opgelegde gevangenisstraf met aftrek van voorarrest zal worden uitgevoerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke delicten, gezien de impact op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

parketnummer 1200019700
datum uitspraak 3 februari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ?S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank te Middelburg van 10 juli 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
GBA-adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-West, Locatie "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 november 2003 en 20 januari 2004.
2. Procesgang
Bij tussenarrest van 28 november 2003 is bevolen dat het onderzoek ter terechtzitting zou worden hervat op de nadere terechtzitting van 20 januari 2003 (het hof leest: 2004).
Voor wat betreft het tenlastegelegde, het verloop van de procesgang in eerste aanleg en de reden die aan de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ten grondslag heeft gelegen verwijst het hof naar dat tussen-arrest.
3. Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de nietigverklaring van de inleidende dagvaarding ten aanzien van het primair tenlastegelegde vanaf regel 23 "en/of b)...." tot de aanvang van het subsidiair tenlastegelegde met overneming van gronden bevestigen.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan voor het overige niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A (oud), van de Opiumwet gegeven verbod.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 90 kilo heroïne vanuit Turkije. De heroïne was verstopt in kartonnen dozen met grapefruit welke in pallets met het zeeschip "Crystal Hope" naar Nederland werden vervoerd. De verdachte was - naar thans kan worden vastgesteld - de organisator van de invoer binnen Nederlands grondgebied van deze heroïne, hetgeen onder meer blijkt uit het volgende. De verdachte was vennoot van het bedrijf "Selin Tarim Ürünleri", gevestigd te Mersin (Turkije), het bedrijf dat de pallets met grapefruit verzond. Vlak voor de verzending van de pallets met dozen met grapefruit was de verdachte in Turkije. De verdachte heeft tegen zijn vennoot in Turkije gezegd dat de pallets met dozen met dozen met grapefruit bestemd waren voor "Laroussi Fruit BV/Laroussi Trading Services B.V.". De verdachte was de tussenpersoon tussen deze twee bedrijven. De pallets met dozen met grapefruit waarin de heroïne was verstopt (maataanduiding 42) waren bestemd om door verdachte te worden verkocht. De verdachte is bij zijn aanhouding in de buurt van pallets met die maataanduiding aangetroffen.
Invoer van heroïne binnen Nederlands grondgebied levert een onaanvaardbaar risico op voor de volksgezondheid en dient derhalve, in het bijzonder met het oog op de speciale en generale preventie van dergelijke delicten, zwaar te worden bestraft. Het hof acht aannemelijk dat winstoogmerk het enige motief van de verdachte is geweest.
De verdachte heeft - naar thans kan worden vastgesteld - tegen beter weten in ontkend zich aan dit ernstige delict te hebben schuldig gemaakt. Van het bestaan van enig inzicht in de onoorbaarheid van zijn handelen is niet gebleken, hetgeen de kans op herhaling aanzienlijk vergroot.
Het hof heeft mede in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 januari 2004 nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
10. Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de gedeeltelijke nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. E.P. von Brucken Fock, L.A.J.M. van Dijk en
M.J. Bax-Luhrman,
in bijzijn van de griffier mr. R.E. Perquin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 februari 2004.