ECLI:NL:GHSGR:2004:AO5994

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1044-R-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Verbeek
  • J. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De ontvankelijkheid van een minderjarige in hoger beroep zonder wettelijke vertegenwoordiger

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontvankelijkheid van een minderjarige, hierna te noemen [belanghebbende], die zelfstandig procedeerde zonder vertegenwoordiging door een wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator. De vader van [belanghebbende] had ook hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam, waarin de ondertoezichtstelling van [belanghebbende] was verlengd. Zowel de vader als de minderjarige streefden naar opheffing van deze ondertoezichtstelling, wat leidde tot de vraag of de minderjarige zelfstandig kon procederen.

Het hof overwoog dat volgens de Nederlandse wetgeving een minderjarige niet het recht heeft om zelfstandig hoger beroep aan te tekenen. Dit recht ligt bij de ouder die het gezag uitoefent, en in geval van tegenstrijdige belangen kan een curator worden benoemd. In dit geval was er geen sprake van tegenstrijdige belangen, aangezien zowel de vader als [belanghebbende] hetzelfde doel nastreefden. De vader, als wettelijke vertegenwoordiger, had het hoger beroep ingesteld, waardoor de belangen van [belanghebbende] gewaarborgd waren.

Op basis van deze overwegingen concludeerde het hof dat [belanghebbende] niet ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van wettelijke vertegenwoordiging voor minderjarigen in juridische procedures en bevestigt dat de belangen van minderjarigen door hun ouders kunnen worden behartigd, mits er geen tegenstrijdige belangen zijn.

De beschikking werd gegeven door de rechters M. Pannekoek-Dubois, A. Verbeek en J. Punselie, en de uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting op 17 maart 2004.

Uitspraak

Uitspraak : 17 maart 2004
Rekestnummer : 1044-R-03
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 03-2156
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [belanghebbende],
procureur mr. H.J.A. Knijff,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoorhoudende te [woonplaats],
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. [benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
3. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
[belanghebbende] is op 28 november 2003 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 29 augustus 2003.
Jeugdzorg heeft op 24 februari 2004 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van [belanghebbende] zijn bij het hof op 16 december 2003 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 17 februari 2004 een brief met als bijlage zijn rapportage van 15 augustus 2001 ingekomen. De raad heeft het hof bij genoemde brief laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 10 maart 2004 is de zaak, tezamen met de zaken met rekestnummers 1045-R-03,
1108-R-03, 1109-R-03, 1110-R-03, 1111-R-03, 1112-R-03, 131-R-04 en 133-R-04, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, de moeder en namens Jeugdzorg de heer
E. Homburg en de heer R. van Oudheusden.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De vader en de moeder, hierna gezamenlijk te noemen: de ouders, hebben het gezag over de minderjarigen:
[belanghebbende], geboren op [geboortedatum], verder: [belanghebbende],
[kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 2],
[kind 3], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 3],
[kind 4], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 4],
[kind 5], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 5],
[kind 6], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 6[kind 7]ind 7], geboren op [geboortedatum], verder [kind 7], [kind 8]ind 8], eveneens geboren op [geboortedatum], verder: [kind 8],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Op 15 augustus 2001 heeft de raad een rapport uitgebracht over de opvoedingssituatie van de kinderen.
Bij beschikking van 3 september 2001 heeft de kinderrechter in de recht-bank te Rotterdam [belanghebbende] onder toe-zicht gesteld van Jeugdzorg voor de periode van één jaar. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van 30 juli 2002 voor de periode van één jaar, tot 3 september 2003.
Op 16 juli 2003 heeft Jeugdzorg de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam ver-zocht de ondertoezichtstelling van [belanghebbende] te verlengen voor de periode van één jaar.
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het inleidend verzoek van Jeugdzorg toegewezen en de onder-toezichtstelling van [belanghebbende] ver-lengd tot 3 september 2004.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van [belanghebbende] voor de periode van een jaar, tot 3 september 2004.
2. [belanghebbende] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het hoger beroep gegrond te verklaren (het hof begrijpt: en het inleidend verzoek van Jeugdzorg alsnog af te wijzen.
DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP
3. Allereerst komt de vraag aan de orde of [belanghebbende] processueel bekwaam kan worden geacht nu hij als minderjarige, zelfstandig, niet vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger dan wel een bijzondere curator, procedeert.
4. Volgens de Nederlandse wetgeving komt aan een minderjarige niet het recht toe om zelfstandig het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden. Dit recht komt toe aan de ouder die het gezag uitoefent en in geval van tegenstrijdige belangen aan een te benoemen curator. In casu hebben de ouders gezamenlijk het gezag over [belanghebbende]. De vader heeft afzonderlijk hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [belanghebbende]. Er zijn geen tegenstrijdige belangen, omdat zowel [belanghebbende] als de vader, blijkens zijn beroep, streven naar een opheffing van de ondertoezichtstelling, zodat benoeming van een bijzondere curator in casu niet vereist is en de belangen van [belanghebbende] door de vader worden gewaarborgd. Het vorenstaande brengt met zich mee dat [belanghebbende] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
5. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart [belanghebbende] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Verbeek en Punselie bijge-staan door mr. Sijbesma als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 17 maart 2004.