ECLI:NL:GHSGR:2004:AO7360

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/288 KG
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. In 't Velt-Meijer
  • A. Schuering
  • J. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming tijdens de looptijd van een huurovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 februari 2004 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen [Appellante] en [Geïntimeerde]. De zaak betreft een vordering tot ontruiming van een woning die door [Appellante] werd gehuurd van [Geïntimeerde]. De huurovereenkomst was op 17 maart 1998 ingegaan en gold voor onbepaalde tijd. In eerste aanleg had de voorzieningenrechter de vordering van [Geïntimeerde] toegewezen, waarbij [Appellante] werd veroordeeld om de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. [Appellante] was het niet eens met deze beslissing en is in hoger beroep gegaan.

In het hoger beroep heeft [Appellante] vijf grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis en verzocht om vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vordering van [Geïntimeerde]. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen zolang de huurovereenkomst nog voortduurt. [Geïntimeerde] heeft in eerste aanleg niet gesteld dat de huurovereenkomst is geëindigd. Het hof heeft [Geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of en op welke wijze de huurovereenkomst is geëindigd. [Appellante] krijgt de mogelijkheid om hierop te reageren.

Het hof heeft de zaak naar de rolzitting van 11 maart 2004 verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van [Geïntimeerde] en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de voortzetting van de huurovereenkomst in het kader van ontruimingsvorderingen en de noodzaak voor de verhuurder om aan te tonen dat de huurovereenkomst is beëindigd voordat een ontruiming kan worden toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak: 13 februari 2004
Rolnummer: 02/288 KG
Zaak/Rolnummer rechtbank: 170089 / KG ZA 02-70
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen:[appellante],
procureur: mr. L.Ph.J. baron van Utenhove,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. H.C. Grootveld.
Het geding
Bij exploot van 11 maart 2002 is [Appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 12 februari 2002 door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam, in kort geding gewezen tussen partijen. [Appellante] heeft in het exploot vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en bij conclusie van eis in hoger beroep (met producties) overeenkomstig de grieven in het exploot geconcludeerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft [Geïntimeerde] de grieven van [Appellante] bestreden. Vervolgens hebben beide partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de niet (voldoende) weersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast.
1.1 [Appellante] en [Geïntimeerde] hebben een huurovereenkomst gesloten betreffende de woning aan [straatnaam] te Rotterdam (hierna: de woning). De huur is 17 maart 1998 ingegaan en geldt voor onbepaalde tijd.
2. [Geïntimeerde] heeft in kort geding, kort samengevat, gevorderd [Appellante], bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging aan [Geïntimeerde] om de ontruiming zonodig zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm en op kosten van [Appellante]. Tevens heeft zij gevorderd [Appellante] te veroordelen in de kosten van het geding.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [Geïntimeerde] toegewezen, met dien verstande dat [Appellante] de woning vóór eind maart 2002 moest ontruimen.
[Appellante] vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vordering van [Geïntimeerde]. Tevens vordert zij [Geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
3. De vordering tot ontruiming kan niet worden toegewezen zolang de huurovereenkomst nog voortduurt. [Geïntimeerde] heeft in eerste aanleg niet gesteld dat aan de huurovereenkomst een einde is gekomen. Het hof zal [Geïntimeerde] in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of, en zo ja, op welke wijze en wanneer de huurovereenkomst is geëindigd. [Appellante] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren. Tevens zal [Appellante] kunnen reageren op de nieuwe stellingen van [Geïntimeerde] in de memorie van antwoord, alsmede op de bij memorie van antwoord in het geding gebrachte producties.
4. Het hof zal de verdere beoordeling en beslissing aanhouden.
Beslissing
Het hof:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 11 maart 2004 voor het nemen van een akte aan de zijde van [Geïntimeerde] als bedoeld in rechtsoverweging 3;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, Schuering en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2004, in bijzijn van de griffier.