parketnummer 0990104302
datum uitspraak 26 maart 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 10 juli 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 maart 2004.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, en met beslissing omtrent het inbeslaggenome als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de
Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte het verweer gevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer c.q. noodweer-exces.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het navolgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat, toen hij zich in de woning van [naam] bevond, [naam] met verdachtes mobieltje naar [naam] belde. Tijdens dat telefoongesprek heeft de verdachte gescholden. Na afloop van dat telefoongesprek zei [naam] tegen de verdachte dat [naam] zou komen om hem te slaan. Vervolgens is de verdachte naar zijn eigen woning gegaan, heeft daar een pistool, dat doorgeladen was, gepakt en is daarmee teruggegaan naar de woning van [naam].
Toen het slachtoffer en zijn vrienden bij de woning van [naam] kwamen is daar een vechtpartij ontstaan tussen de dader en één of meer vrienden en het slachtoffer en één of meer van diens vrienden. Deze vechtpartij werd buiten de woning van [naam] geruime tijd, met een aantal onderbrekingen, voortgezet. Op een gegeven moment heeft de verdachte een aantal kogels in de richting van het lichaam van het slachtoffer afgevuurd, tengevolge waarvan deze is komen te overlijden.
Hieruit is niet aannemelijk geworden dat het handelen van verdachte was geboden ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer in de onderhavige zaak. De verdachte had, gelet op de tijdspanne tussen het bewuste telefoontje met het slachtoffer en de eerste vechtpartij in de woning van [naam], maar ook de volgende vechtpartijen, meerdere malen de mogelijkheid om zich aan de confrontaties te onttrekken, bijvoorbeeld door weg te lopen of de politie te bellen, maar de verdachte heeft bewust telkens weer de confrontatie met het slachtoffer en diens vrienden opgezocht.
Andere feiten of omstandigheden, die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zijn niet aannemelijk geworden.
Daarenboven wordt het beroep op noodweer-exces door het hof verworpen, nu dit beroep de verdachte reeds niet toekomt omdat van een noodweersituatie geen sprake is geweest.
Overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De advocaat-generaal mr. Plugge heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, en met beslissing omtrent het inbeslaggenome zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft D. [naam] vermoord door met een omgebouwd alarmpistool in de richting van het slachtoffer te schieten tengevolge waarvan deze is komen te overlijden.
Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze het hoogste rechtsgoed, het recht op leven, van die ander geschonden.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof meegewogen dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 maart 2004 niet eerder voor feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Ook heeft het hof acht geslagen op de psychologische rapportage d.d. 24 april 2003 van de verdachte, waarin de persoonlijke achtergronden van de verdachte worden weergegeven en waar mede wordt ingegaan op de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De verdachte is volledig toerekeningsvatbaar verklaard. Het hof maakt die conclusie tot de zijne.
Alles overziende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur in dit geval passend en geboden is.
Het hof heeft onder ogen gezien dat de mogelijkheid bestaat dat de door het hof opgelegde straf een zwaardere straf zal zijn dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, gelet op het feit dat door het hof minder is bewezenverklaard dan in eerste aanleg is bewezenverklaard en de advocaat-generaal heeft
gevorderd, maar meent dat de door hem opgelegde straf desondanks geboden is.
De inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 10 en 11 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feiten zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 13 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3 tot en met 9 en 12 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen), zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (TIEN) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2, 10 en 11 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 13 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) aan de verdachte.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3 tot en met 9 en 12 (blijkens de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs. Reinking, Van Strien en Van den Berg, in bijzijn van de griffier mr. Bromet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 maart 2004.