ECLI:NL:GHSGR:2004:AO7885

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200442702
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Klein Breteler
  • Van Dijk
  • Filippini
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met beroving als motief in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 februari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, samen met een mededader, is schuldig bevonden aan doodslag op een slachtoffer, genaamd A. [naam]. De doodslag vond plaats met het doel het slachtoffer te beroven van een aanzienlijk geldbedrag, dat bestemd was voor de aankoop van verdovende middelen. De verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer onder valse voorwendselen naar een andere locatie in Rotterdam gelokt, waar de verdachte dodelijke schoten heeft gelost. Na de schietpartij hebben de verdachte en zijn mededader het buitgemaakte geld gedeeld. Het hof heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit getuigt van grote minachting voor het leven van het slachtoffer en heeft de ernst van het feit benadrukt, waarbij het hof opmerkt dat het handelen van de verdachte niet alleen een dodelijk slachtoffer heeft geëist, maar ook maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

parketnummer 1003117002
datum uitspraak 9 februari 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 oktober 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 12 september 2003, 18 november 2003 en 26 januari 2004.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan, strekkende tot her-vatting van het onderzoek ter terechtzitting voor het aanvullen van de zogenaamde verkeersgegevens indien het hof zou oordelen dat het voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde noodzakelijk zou zijn die verkeers-gegevens van de mobiele telefoon van de verdachte voor het bewijs te bezigen. Nu het hof voor het bewijs van het bewezenverklaarde geen gebruik zal maken van de door de raadsvrouwe bedoelde gegevens zal aan het verzoek worden voorbijgegaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag gevolgd, vergezeld of voorafge-gaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer in de onderhavige zaak, genaamd A. [naam]. Tevens is komen vast te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde die [naam] te kunnen beroven van het geld dat deze bij zich droeg en dat bestemd was voor de aankoop van verdovende middelen, dan wel het bezit van het op wederrechtelijke wijze van [naam] verkregen geld veilig te stellen en/of aan zichzelf en zijn mededader ter zake straffeloosheid te verzekeren.
Voor wat betreft de toedracht van het feit komt uit de stukken en uit de behandeling van de zaak ter terecht-zitting naar voren dat meergenoemde [naam] samen met nog een Duitse man naar Nederland was gekomen om voor een aanzienlijk bedrag aan verdovende middelen te kopen.
De mededader van verdachte, die destijds werkzaam was als drugsrunner, had reeds eerder die nacht die [naam] en zijn kompaan ergens in Rotterdam aangesproken met de vraag of zij verdovende middelen wilden kopen. Vervolgens heeft de mededader van verdachte de twee mannen gedirigeerd naar een zogenaamd dealpand in Rotterdam. Daar is door de
mededader van de verdachte het plan opgevat om de twee mannen te beroven van het geld, een bedrag van ongeveer
€ 5.000,-, dat zij bij zich droegen en dat bestemd was voor de aankoop van verdovende middelen.
Vervolgens is de verdachte, die zich op dat moment thuis bevond, door zijn mededader van dit plan op de hoogte gebracht. Nadat de verdachte zich bereid had verklaard aan de beroving deel te nemen, is hij door zijn mededader opgehaald. De verdachte, in het bezit zijnde van twee vuurwapens, heeft alstoen één vuurwapen aan zijn mededader ter hand gesteld en het andere vuurwapen onder zich gehouden. De verdachte en zijn mededader zijn hierop weer teruggegaan naar het dealpand, waarbij de verdachte buiten op straat is blijven wachten. De twee mannen zijn vervolgens door de mededader van verdachte onder valse voorwendselen in diens auto naar een andere locatie in Rotterdam gebracht, met de bedoeling de twee mannen daar samen met de verdachte onder bedreiging van vuurwapens te beroven. De verdachte en zijn mededader hadden daarvoor al afgesproken elkaar op die locatie te ontmoeten. Toen de verdachte op die locatie aankwam bleek dat zijn mede-dader daar al samen met de twee mannen was aangekomen. Aan de twee mannen was verteld dat op die locatie de verdovende middelentransactie zou plaatsvinden. De verdachte heeft toen vrijwel onmiddellijk de dodelijke schoten op die [naam] gelost. De mededader van de verdachte heeft onmiddellijk hierna het geld van die [naam], terwijl deze dodelijk getroffen op de grond lag, uit de binnenzak van diens jas gepakt, is weer in zijn auto gestapt en is weggereden. Ook de verdachte heeft zich uit de voeten gemaakt en zich op geen enkele wijze bekommerd om het slachtoffer. Naderhand hebben de verdachte en diens mededader het buitgemaakte geldbedrag met elkaar gedeeld.
Het bewezenverklaarde feit is door de verdachte en zijn mededader uit puur winstbejag gepleegd en getuigt van grote minachting voor het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte en zijn mededader heeft niet alleen een dodelijk slachtoffer geëist en daarmee groot leed veroorzaakt bij diens nabestaanden, het heeft bovendien in een veel breder verband maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Aangenomen mag worden dat niet alleen eerder bedoelde kompaan van het slachtoffer, die ooggetuige is geweest en ook voor zijn leven heeft gevreesd, nog met gevoelens van angst en onveiligheid te kampen heeft, maar dat dat ook geldt voor de bewoners van de nabij de plaats van het delict gelegen woningen die door de nachtelijke schiet-partij wakker zijn geschrokken.
Dat in casu sprake is van een zeer ernstig feit blijkt ook reeds uit de omstandigheid dat het één van de weinige delicten is waarop door de wetgever levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een voor de rechtsorde zeer schokkend feit, waarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf, als nader in het dictum te bepalen, waarbij het hof in ogenschouw heeft genomen dat het de verdachte is geweest die de dodelijke schoten heeft gelost.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de ten-uitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is door-gebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenis-straf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Klein Breteler, Van Dijk en Filippini, in bijzijn van de griffier mr. Mulder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2004.