Voor wat betreft de toedracht van het feit komt uit de stukken en uit de behandeling van de zaak ter terecht-zitting naar voren dat meergenoemde [naam] samen met nog een Duitse man naar Nederland was gekomen om voor een aanzienlijk bedrag aan verdovende middelen te kopen.
De mededader van verdachte, die destijds werkzaam was als drugsrunner, had reeds eerder die nacht die [naam] en zijn kompaan ergens in Rotterdam aangesproken met de vraag of zij verdovende middelen wilden kopen. Vervolgens heeft de mededader van verdachte de twee mannen gedirigeerd naar een zogenaamd dealpand in Rotterdam. Daar is door de
mededader van de verdachte het plan opgevat om de twee mannen te beroven van het geld, een bedrag van ongeveer
€ 5.000,-, dat zij bij zich droegen en dat bestemd was voor de aankoop van verdovende middelen.
Vervolgens is de verdachte, die zich op dat moment thuis bevond, door zijn mededader van dit plan op de hoogte gebracht. Nadat de verdachte zich bereid had verklaard aan de beroving deel te nemen, is hij door zijn mededader opgehaald. De verdachte, in het bezit zijnde van twee vuurwapens, heeft alstoen één vuurwapen aan zijn mededader ter hand gesteld en het andere vuurwapen onder zich gehouden. De verdachte en zijn mededader zijn hierop weer teruggegaan naar het dealpand, waarbij de verdachte buiten op straat is blijven wachten. De twee mannen zijn vervolgens door de mededader van verdachte onder valse voorwendselen in diens auto naar een andere locatie in Rotterdam gebracht, met de bedoeling de twee mannen daar samen met de verdachte onder bedreiging van vuurwapens te beroven. De verdachte en zijn mededader hadden daarvoor al afgesproken elkaar op die locatie te ontmoeten. Toen de verdachte op die locatie aankwam bleek dat zijn mede-dader daar al samen met de twee mannen was aangekomen. Aan de twee mannen was verteld dat op die locatie de verdovende middelentransactie zou plaatsvinden. De verdachte heeft toen vrijwel onmiddellijk de dodelijke schoten op die [naam] gelost. De mededader van de verdachte heeft onmiddellijk hierna het geld van die [naam], terwijl deze dodelijk getroffen op de grond lag, uit de binnenzak van diens jas gepakt, is weer in zijn auto gestapt en is weggereden. Ook de verdachte heeft zich uit de voeten gemaakt en zich op geen enkele wijze bekommerd om het slachtoffer. Naderhand hebben de verdachte en diens mededader het buitgemaakte geldbedrag met elkaar gedeeld.
Het bewezenverklaarde feit is door de verdachte en zijn mededader uit puur winstbejag gepleegd en getuigt van grote minachting voor het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte en zijn mededader heeft niet alleen een dodelijk slachtoffer geëist en daarmee groot leed veroorzaakt bij diens nabestaanden, het heeft bovendien in een veel breder verband maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Aangenomen mag worden dat niet alleen eerder bedoelde kompaan van het slachtoffer, die ooggetuige is geweest en ook voor zijn leven heeft gevreesd, nog met gevoelens van angst en onveiligheid te kampen heeft, maar dat dat ook geldt voor de bewoners van de nabij de plaats van het delict gelegen woningen die door de nachtelijke schiet-partij wakker zijn geschrokken.
Dat in casu sprake is van een zeer ernstig feit blijkt ook reeds uit de omstandigheid dat het één van de weinige delicten is waarop door de wetgever levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een voor de rechtsorde zeer schokkend feit, waarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf, als nader in het dictum te bepalen, waarbij het hof in ogenschouw heeft genomen dat het de verdachte is geweest die de dodelijke schoten heeft gelost.