ECLI:NL:GHSGR:2004:AO8089

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
886-H-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Verbeek
  • J. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling omgangsregeling en gezag in een echtscheidingszaak met ernstige vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 april 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en het gezag van een minderjarig kind, in het kader van een echtscheiding tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om alleen belast te worden met het ouderlijk gezag over het kind, terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader recht had op omgang met het kind, maar de moeder was van mening dat dit niet in het belang van het kind was, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de angst die zij had voor de vader.

Het hof heeft vastgesteld dat er tussen de ouders een ernstige vertrouwensbreuk is ontstaan, waardoor een omgangsregeling op dat moment niet mogelijk was. Het hof heeft de vader voor de duur van twee jaren het recht op omgang ontzegd, met de mogelijkheid om in de toekomst een informatieregeling vast te stellen die kan leiden tot een omgangsregeling. De moeder werd belast met het ouderlijk gezag, en het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders elkaar informeren over het welzijn van het kind, om zo een vertrouwensbasis te creëren voor toekomstige omgang.

De beslissing van het hof is ingegeven door de noodzaak om de rust en stabiliteit voor het kind te waarborgen, en om de moeder en het kind de tijd te geven om te herstellen van de spanningen die zijn ontstaan door de echtscheiding. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de vader en de moeder elkaar iedere vier maanden moeten informeren over het kind, te beginnen op 1 mei 2004.

Uitspraak

Uitspraak : 7 april 2004
Rekestnummer : 886-H-03
Rekestnr. rechtbank : 01-5873
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
thans wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. J.P.W. van Bohemen,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [x],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W.G.H. Janssen.
Als belanghebbende is opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 9 oktober 2003 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 16 juli 2003.
De vader heeft op 27 februari 2004 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 26 november 2003 aanvullende stukken ingekomen.
De raad, heeft het hof bij brief van 20 februari 2004 laten weten ter terechtzitting te zullen verschijnen. Bij deze brief is onder meer de adviesbrief van de raad gevoegd van 14 augustus 2002.
Op 10 maart 2004 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.H. Veurtjes, de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J.W. Schuijlenburg en namens de raad, mevrouw M. Mentink.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De moeder en de vader zijn op [datum] te [x], Marokko, met elkaar gehuwd. Zij hebben thans nog een minderjarig [kind][kind], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind]. [kind] verblijft sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.
Op 18 september 2001 heeft de vader bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. Hij heeft onder meer verzocht een omgangsregeling tussen hem en [kind] vast te stellen inhoudende één weekend in de veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur alsmede gedurende de helft van alle schoolvakanties. Voorts heeft de vader verzocht te bepalen dat de moeder de vader maandelijks zal informeren over het welzijn van [kind]. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de nevenverzoeken, daarbij heeft zij zelfstandig onder meer verzocht te bepalen dat zij alleen belast zal worden met het ouderlijk gezag over [kind]. De vader heeft tegen het zelfstandige verzoek van de moeder verweer gevoerd.
Bij beschikking van 16 september 2002 heeft de rechtbank tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. Voorts is er een in-for-ma-tierege-ling bepaald, inhoudende dat de moeder de vader maandelijks dient te informeren over het welzijn van [kind]. Tevens heeft de rechtbank de moeder bevolen om aan de vader een recente goedgelijkende kleurenfoto van [kind] ter hand te stellen. De rechtbank heeft de raad verzocht een onderzoek te verrichten en heeft de verdere behandeling met betrekking tot de gezagsvoorziening en de omgangsregeling aangehouden.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader gerechtigd is [kind] één middag per week bij zich te hebben. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
BEOORDELING
1. In geschil is het gezag en de omgang met betrekking tot [kind].
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat zij alleen belast is met het gezag over [kind] en dat zij niet behoeft mee te werken aan enige omgangsregeling tussen de vader en [kind], althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
3. De vader heeft het beroep van de moeder gemotiveerd weersproken. Hij heeft verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder stelt in haar beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden voor de stelling dat omgang tussen de vader en [kind] niet zou dienen plaats te vinden. De moeder heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de vader, gelet op de gepleegde mishandelingen en agressie door de vader in het verleden. De moeder acht het niet in het belang van [kind] dat zij omgang heeft met de vader aangezien de vader aan [kind] - volgens de moeder - geen veilige en rustige plek kan bieden wegens zijn eigen levenswijze, zijn houding ten opzichte van [kind] en de wereld - waaronder de sterke familiebanden - waarin hij leeft. De moeder woont samen met [kind] op een voor de vader geheim adres, aangezien zij wordt bedreigd door de familie van de vader.
5. De vader ontkent uitdrukkelijk dat hij de moeder en [kind] op enig tijdstip heeft bedreigd of mishandeld. Volgens de vader dient de moeder in te zien dat de onderlinge strijd tengevolge van de echtscheiding in beginsel geen aanleiding kan vormen de vader iedere vorm van zeggenschap over en omgang met [kind] te ontzeggen. De vader heeft benadrukt dat hij open staat voor communicatie. Hij ziet dan ook niet in waarom dat niet mogelijk zou zijn, bijvoorbeeld telefonisch of schriftelijk. De vader wenst het contact met [kind] te herstellen en hij is bereid zich daar ten volle voor in te zetten. In dat kader is de vader bereid om eerst het contact te herstellen door, zoals de rechtbank bij de bestreden beschikking heeft beslist, een middag per week omgang met [kind] te hebben.
6. Namens de raad is ter terechtzitting verklaard dat er geen verbetering is opgetreden in de communicatie tussen de ouders in vergelijking met de situatie van twee jaar geleden. De raad wijst er op dat uiteindelijk de ouders zelf invulling moeten gaan geven aan de omgangsregeling. De raad heeft benadrukt dat het opstarten van een wederzijdse informatieregeling van belang is. Daarbij acht de raad de wijze waarop de moeder omgaat met de invulling van een dergelijke informatieregeling van essentieel belang.
7. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel, dat er thans aanleiding is de vader de omgang met de minderjarige voor de duur van twee jaren te ontzeggen. Het hof is van oordeel dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen haar en de vader een ernstige vertrouwensbreuk is ontstaan en dat de verhouding tussen de ouders volledig is verstoord. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende is gebleken dat de psychische draagkracht van zowel de moeder als van [kind] het niet toelaat dat de vader thans omgang met [kind] heeft. Op dit moment zou een omgangsregeling zoveel spanningen met zich meebrengen dat het aanmerkelijke risico bestaat dat dit een negatieve weerslag zal hebben op de ontwikkeling van [kind] waardoor zij geestelijk in de knel komt te zitten. Het hof betreurt het dat de moeder niet haar volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek van de raad. In de toekomst moet [kind] immers indien enigszins mogelijk de kans krijgen om omgang te hebben met haar vader. Derhalve wil het hof thans de moeder de tijd gunnen om haar vertrouwen in de vader te herstellen. De vader moet proberen het vertrouwen van de moeder terug te krijgen. Gedurende de vorenbedoelde twee jaar moet de vader aan de moeder laten zien dat hij afstand heeft genomen van de daden van zijn familie. Dit alles zal de nodige tijd kosten. Uit het voorgaande volgt dat een omgangsregeling tussen de vader en [kind] thans zowel ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [kind], als ook in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind].
8. Het is - naar het oordeel van het hof - van zwaarwegend belang dat de moeder en [kind] rust en stabiliteit krijgen in hun leven. Wellicht dat de moeder en [kind], na een periode van rust en herstel, een meer positief beeld van de vader kunnen ontwikkelen en dat daarmee de mogelijkheid ontstaat voor hernieuwde omgang tussen de vader en [kind]. In de afgelopen periode is er nog geen, althans onvoldoende ruimte voor herstel geweest, mede doordat de lopende procedures aan het voortduren van de spanningen hebben bijgedragen. Het hof acht het in overeenstemming met het belang van [kind] dat de tweejaarstermijn ook werkelijk voor rust en herstel in acht wordt genomen. Het hof overweegt daarbij dat de tweejaarstermijn eerst ingaat op de datum waarop de onderhavige beschikking van het hof in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
9. Alvorens in de toekomst tot een omgangsregeling kan worden overgegaan, dient er eerst een vertrouwensbasis te worden gelegd van waaruit de ouders verder kunnen. Door middel van een wederkerige informatieregeling, dat wil zeggen zowel van de zijde van de moeder als van de zijde van de vader, kan de noodzakelijke vertrouwensbasis worden gecreëerd. Het hof acht het van belang dat de ouders elkaar informeren over [kind] - en over die zaken die hen bezighouden, die zij van belang achten. Zij kunnen daarbij foto's voegen en eventuele vragen stellen. Verder acht het hof het van belang dat de vader ook [kind] over zichzelf informeert op een bij de leeftijd van [kind] passende wijze door haar zo nu en dan een briefje of een kaartje te sturen. Aangezien de moeder op een voor de vader geheim adres verblijft, kan de vader zijn post aan de moeder of [kind] aan de advocaat van de moeder zenden, die ter zitting heeft toegezegd voor doorzending te zullen zorgdragen. Zodoende worden de wederzijdse intenties duidelijk en kan vertrouwen ontstaan waardoor het fundament gelegd wordt voor een gezamenlijke toekomst als ouders van [kind]. Het hof is namelijk van oordeel dat, hoewel wellicht verschillend geuit, beide ouders duidelijk zeer betrokken zijn op [kind] en dat het van belang is voor [kind] dat zij zo enigszins mogelijk in contact wordt gebracht met haar vader. Gelet op de leeftijd van [kind] en de periode dat zij de vader niet heeft gezien, dienen de contacten met de vader geleidelijk te worden opgebouwd en in de eerste plaats schriftelijk plaats te hebben. Op die wijze kan de moeder door de brieven of kaarten van de vader aan [kind] en de door hem opgestuurde foto's aan haar te geven, de vader weer in het leven van [kind] introduceren. Aan de hand van het verloop van deze informatieregeling en de wijze waarop de ouders ieder voor zich daar invulling aan geven, zal op termijn hetzij in onderling overleg, hetzij via een verzoek daartoe bij de rechtbank, een eventuele omgangsregeling kunnen worden vastgesteld. Het hof ziet de onderhavige informatieregeling als een eerste stap in het uiteindelijk realiseren van een volwaardige omgangsregeling. Nu de moeder ter terechtzitting heeft verklaard dat zij niet aan haar door de rechtbank opgelegde informatieplicht voldoet, wenst het hof te benadrukken dat van de moeder mag worden verwacht dat zij haar medewerking verleent aan de thans op te leggen wederzijdse informatieregeling.
10. Voorts stelt de moeder zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat het enkele feit dat de communicatie tussen partijen slecht verloopt niet tot de conclusie kan leiden dat het verzoek van de moeder om met het eenhoofdig gezag te worden belast, niet kan worden toegewezen. De vader meent dat er geen enkel beletsel is om het gezamenlijk ouderlijk gezag over [kind] te handhaven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Tussen de vader en de moeder is geen normale vorm van communicatie mogelijk en, mede door de problemen tussen hen in het verleden en de angst van de moeder voor de vader, is ook niet de verwachting dat die communicatie op korte termijn zal worden hersteld. Voorts is het hof van oordeel dat de huidige spanningen tussen de vader en de moeder dermate ernstig zijn, dat het hof het aannemelijk acht dat [kind] klem komt te zitten en verloren raakt tussen de ouders indien er sprake zou zijn van gezamenlijk gezag. Derhalve dient in het belang van [kind] de moeder alleen te worden belast met het ouderlijk gezag.
11. Gelet op het vorenstaande dient de bestreden beschikking te worden vernietigd. Het hof zal daarbij een informatieregeling vastleggen zoals weergegeven in rechtsoverweging 9.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschik-ken-de:
bepaalt dat het gezag over [kind] voor-taan al-leen aan de moeder toe-komt;
ontzegt de vader het recht op omgang met [kind] gedurende twee jaren;
bepaalt een wederzijdse informatieregeling, inhoudende dat de vader en de moeder elkaar wederzijds iedere vier maanden - te weten per 1 mei, 1 september en 1 januari - informeren op een wijze zoals in rechtsoverweging 9 is vermeld, te beginnen op 1 mei 2004 met een rapportage aan de zijde van de moeder ten behoeve van de vader, waarop de vader binnen 14 dagen dient te reageren; vervolgens dient de moeder uiterlijk op 1 september 2004 een tweede rapportage naar de vader te versturen, waarop de vader weer binnen 14 dagen reageert, en zo voorts;
verklaart deze beschikking, voor zover het de informatieregeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Verbeek en Punselie, bijge-staan door mr. Visser als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 7 april 2004.