ECLI:NL:GHSGR:2004:AO9001

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/1491
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Wild
  • C.G. Beyer-Lazonder
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor hulppersonen in het kader van een explosie door onjuiste installatie van een gasinstallatie

In deze zaak heeft het Ziekenfonds OZ Zorgverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht, waarin de vordering tot terugbetaling van ziektekosten werd afgewezen. De zaak betreft een explosie die plaatsvond in een gebouw van Drechtwerk, veroorzaakt door een onjuiste installatie van een lagedrukregelaar door een onderaannemer, die door het installatiebedrijf Seton was ingeschakeld. Het Ziekenfonds had de ziektekosten van een werknemer van Drechtwerk vergoed, die bij de explosie ernstig gewond raakte, en vorderde deze kosten op grond van regresrecht. Het hof oordeelde dat Seton niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het Ziekenfonds onvoldoende bewijs had geleverd dat Seton een niet-kwalificeerde onderaannemer had ingeschakeld. Het hof stelde vast dat de keuringsplicht voor de installatie bij Drechtwerk lag en dat Seton niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de nalatigheid van Drechtwerk. Het hof verwierp de grieven van het Ziekenfonds en liet het Ziekenfonds toe tot bewijslevering over de rol van Seton in de installatie.

Uitspraak

Uitspraak: 12 maart 2004
Rolnummer: 02/1491
Rolnr. rechtbank: 38873 HA ZA 01-2365
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
ZIEKENFONDS OZ ZORGVERZEKERINGEN,
gevestigd te Breda,
appellante,
hierna te noemen: het Ziekenfonds,
procureur: mr. E.A.C. van Kempen,
tegen
INSTALLATIEBEDRIJF SETON B.V.,
gevestigd te Hendrik Ido Ambacht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Seton,
procureur: mr. H.J. Arnold.
Het geding
Bij exploot van 19 november 2002 is het Ziekenfonds in hoger beroep gekomen van het vonnis van 28 augustus 2002 door de rechtbank te Dordrecht tussen partijen gewezen. Het Ziekenfonds heeft bij memorie van grieven zes grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, die door Seton bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens heeft het Ziekenfonds een akte genomen (met productie) en Seton een antwoordakte. Aansluitend hebben beide partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat om het volgende.
1.1. Seton is met Drechtwerk eind september 1997 het aanleggen van een nieuwe cv-verwarmingsinstallatie met warmwatervoorziening in de Gorzen 5 te Ridderkerk overeengekomen. Het betrof een houten gebouw, dat in gebruik is geweest als kantine, werkplaats en kantoor bij Drechtwerk Groenvoorziening. De werkzaamheden dienden in het gebouw te worden uitgevoerd. Aan de buitengevel van het pand behoefde Seton alleen een lagedrukregelaar te monteren, die de verbinding vormde met de buitenleiding, die naar de propaangastank liep. Deze tank bevond zich in een apart staand stenen schuurtje.
1.2. Deze gastank was voor het laatst gekeurd in 1986.
1.3. Seton heeft voor de werkzaamheden met betrekking tot deze opdracht
[onderaannemer], verder [onderaannemer] ingeschakeld. [onderaannemer] heeft een lagedrukregelaar zonder veerbelaste veiligheidsklep gemonteerd en heeft ook geen veiligheidsklep na deze drukregelaar in de binnenleiding aangebracht.
1.4. Op 8 oktober 1997 heeft zich in het gebouw een explosie voorgedaan als gevolg van een zo hoge gasdruk in de installatie dat er een gaslek is ontstaan. Naar aanleiding hiervan heeft de districtsrecherche van de politie Rotterdam-Rijnmond, district Ridderwaarden, een proces-verbaal opgemaakt, dat is afgesloten op 18 mei 1998.
1.5. [werknemer], een werknemer van Drechtwerk, is bij deze explosie ernstig gewond geraakt. Het Ziekenfonds heeft op grond van de verzekeringsovereenkomst met [werknemer] zijn ziektekosten ten bedrage van
ƒ 60.093,31 betaald. Op grond van artikel 83 van de Ziekenfondswet heeft het Ziekenfonds regresrecht en vordert deze ziektekosten.
1.6. De rechtbank heeft de vordering van het Ziekenfonds tot terugbetaling van genoemde ziektekosten afgewezen, omdat naar haar oordeel Seton niet onrechtmatig jegens [werknemer] heeft gehandeld.
2.1. Met grief V wordt opgekomen tegen de verwerping door de rechtbank van het beroep van het Ziekenfonds op artikel 6:76 BW. Het Ziekenfonds is van oordeel dat via de weg van analogische toepassing dit artikel wel degelijk relevant is.
2.2. Het hof overweegt als volgt. Artikel 6:76 BW betreft de aansprakelijkheid voor gedragingen van hulppersonen bij het als schuldenaar uitvoeren van een verbintenis. In het onderhavige geval gaat het om aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad veroorzaakt door Seton dan wel veroorzaakt door een persoon voor wie Seton verantwoordelijk is. Van enige "analogie" tussen deze verschillende aansprakelijkheden is geen sprake. De grief faalt.
3.1. Met grief II komt het Ziekenfonds op tegen het oordeel van de rechtbank, dat "gesteld noch gebleken is dat Seton er vooraf bekend mee had kunnen of moeten zijn dat [onderaannemer] onvoldoende verstand van zaken had en het enkele feit dat [onderaannemer] niet voorkomt op de lijst van geaccepteerde middeldruk en lagedruk installateurs kan mede gezien het feit dat de door Drechtwerk ingeschakelde installateur Seton ook niet op deze lijst voorkomt (hof: niet tot die conclusie leiden)."
In de toelichting betoogt het Ziekenfonds dat het er om gaat dat Seton bij de uitvoering van dat werk zorgt voor terzake kundige en gediplomeerde vaklieden. Het was voor Seton eenvoudig na te gaan of [onderaannemer] op de desbetreffende lijst van geaccepteerde middeldruk- en lage drukinstallateurs voorkwam. Het was dus voor Seton eenvoudig na te gaan - vooraf - of [onderaannemer] de noodzakelijke kwalificaties had.
3.2. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond (overgelegd door het Ziekenfonds bij akte van 22 augustus 2001), dat in zoverre door geen der partijen wordt betwist staat op bladzijde 15 (samengevat) vermeld, dat noch Seton noch [onderaannemer] voorkomt op de lijst van geaccepteerde installateurs van middeldruk- en lagedrukinstallaties, die opgesteld is door Stoomwezen b.v. en dat het daarom noodzakelijk was de installatie na de aanleg en vóór ingebruikname te laten keuren door een geaccepteerde installateur.
Vaststaat dat de gewijzigde installatie niet voor de ingebruikname is gekeurd. Seton heeft onbetwist gesteld, dat Drechtwerk niet alleen nalatig is geweest de installatie tijdig dat wil zeggen binnen tien jaar na de vorige keuring te laten herkeuren, maar ook nalatig is geweest de installatie na de aanleg en voor de ingebruikname te doen keuren. Daarmee heeft Seton onbetwist aangegeven dat de keuringsplicht bij Drechtwerk lag.
Naar het oordeel van het hof valt uit het niet voorkomen op de lijst van geaccepteerde installateurs zonder nadere adstructie, die ontbreekt, niet af te leiden, dat [onderaannemer] daardoor voor het aan Seton opgedragen werk onbekwaam of ondeskundig was.
Dat [onderaannemer] ongediplomeerd zou zijn, omdat hij niet op genoemde lijst voorkomt, is evenmin concludent. Het wil immers niet zeggen, dat niet op de lijst voorkomende installateurs ongediplomeerd zijn. Het is overigens ook niet aannemelijk geworden, dat [onderaannemer] ongediplomeerd is. Blijkens de door hem tegenover de politie op 13 oktober 1997 afgelegde verklaring (productie 1 bij conclusie van repliek) beschikte hij in elk geval, naar eigen zeggen, over alle benodigde papieren op zijn vakgebied. Het voorgaande houdt in, dat het Ziekenfonds onvoldoende feitelijk heeft toegelicht op grond waarvan Seton een niet ter zake deskundige voor de werkzaamheden zou hebben ingezet. Het door het Ziekenfonds aan Seton gemaakte verwijt gaat dan ook niet op. De grief faalt.
4.1. Grief I luidt: "Ten onrechte heeft de Rechtbank in rechtsoverweging 6.1. geoordeeld, dat Seton het werk heeft uitbesteed aan een onderaannemer, te weten [onderaannemer]. Deze heeft zelfstandig een installatieplan opgesteld. De door hem voor de installatie noodzakelijk geachte materialen werden op zijn verzoek via Seton aan hem geleverd. Daarbij heeft Seton kennelijk slechts als doorgeefluik gefungeerd zonder dat zij zich inhoudelijk heeft bemoeid met de bestelling."
In de toelichting brengt het Ziekenfonds naar voren dat de rechtbank er kennelijk en ten onrechte vanuit is gegaan dat Seton de opdracht van Drechtwerk integraal heeft doorgeleid naar [onderaannemer] en dat daarmee de rol van Seton bij de opdracht was uitgespeeld. Volgens het Ziekenfonds is de feitelijke toedracht een andere is geweest. Zij stelt dat Seton alleen voor de werkzaamheden [onderaannemer] heeft ingeschakeld. De materialen die [onderaannemer] heeft gemonteerd, zijn geselecteerd door Seton. Een medewerker van Seton heeft de materialen uitgekozen die door [onderaannemer] moesten worden gemonteerd. Seton heeft niet alleen de montagewerkzaamheden, maar ook de materialen gefactureerd.
Grief III luidt: "Ten onrechte heeft de Rechtbank er geen aandacht aan geschonken dat in casu sprake is van overtreding van een verkeers- of veiligheidsnorm."
In de toelichting op deze grief voert het Ziekenfonds voor het eerst aan, dat het evident is, dat verkeers- of veiligheidsnormen door Seton zijn geschonden door materiaal te leveren dat niet aan de desbetreffende veiligheidseisen voldeed en door een niet-gekwalificeerde [onderaannemer] de werkzaamheden te laten uitvoeren. De rechtbank had deze rechtsgrond kunnen aanvullen.
4.2. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
Tussen partijen staat vast, dat Seton van Drechtwerk de opdracht heeft gekregen een gewijzigde cv-installatie binnen in het gebouw aan te leggen en aan de buitenzijde van het gebouw de aan de gevel bestaande lagedrukregelaar te vernieuwen, dat [onderaannemer] de montagewerkzaamheden heeft verricht en dat Seton de kosten voor de montagewerkzaamheden en voor de materialen aan Drechtwerk heeft gefactureerd. Ook staat vast, dat het leidingnet na de lagedrukregelaar door de gevel het gebouw binnen ging, dat het leidingnet na deze lagedrukregelaar voorzien moest zijn van een veerbelaste veiligheidsklep, dat deze veiligheidsklep ook ingebouwd mocht zijn in de lagedrukregelaar en dat deze veiligheidsklep niet is aangetroffen, noch afzonderlijk noch ingebouwd in de lagedrukregelaar. Vermelde vereisten voor propaangasinstallaties als de onderhavige staan vermeld in de publicatie CPR 11-2, paragraven 7.5.5.4 en 7.5.6.4 van de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen.
4.3. Het hof is van oordeel, dat het niet toepassen van een lagedrukregelaar met ingebouwde veiligheidsklep en het vervolgens ook niet aanbrengen van een veerbelaste veiligheidsklep in de binnenleiding een handelen in strijd met een wettelijk voorschrift opleveren, te weten de hiervoor vermelde vereisten voor propaangasinstallaties, die de strekking hebben ontploffingsgevaar in propaangasinstallaties te voorkomen. Indien de feitelijke toedracht met betrekking tot het uitbesteden van de werkzaamheden door Seton aan [onderaannemer] is zoals het Ziekenfonds die gesteld heeft, levert dit op zich een onrechtmatig handelen van Seton jegens [werknemer] op. Seton heeft de gestelde toedracht echter uitvoerig en gemotiveerd betwist, zodat het Ziekenfonds haar stellingen zal dienen te bewijzen. Het hof zal haar tot die bewijslevering toelaten.
5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof:
- laat het Ziekenfonds toe tot het leveren van bewijs, dat:
Seton de materialen heeft uitgekozen, die door [onderaannemer] moesten worden gemonteerd en dat Seton [onderaannemer] alleen voor het uitvoeren de werkzaamheden heeft ingeschakeld;
- bepaalt dat de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te
's-Gravenhage ten overstaan van mr. C.G. Beyer-Lazonder, raadsheer-commissaris op vrijdag, 23 april 2004 om 10.00 uur, dan wel, voor het geval een der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de weken 18 tot en met 27 2004 opgeeft dan verhinderd te zijn, op een door de raadsheer-commissaris nader te bepalen datum en tijdstip;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Beyer-Lazonder en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2004 in aanwezigheid van de griffier.