ECLI:NL:GHSGR:2004:AO9515
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Savelbergh
- M. de Fouw
- Rechtspraak.nl
Onroerende-zaakbelastingen en gebruik in het bestuursrecht
Op 23 maart 2004 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak BK-03/01945, waarin het beroep van belanghebbende tegen de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor de jaren 2001, 2002 en 2003 werd behandeld. De mondelinge uitspraak vond plaats na een zitting op 9 maart 2004, waar de Inspecteur vertegenwoordigd was, maar belanghebbende niet aanwezig was. De uitnodiging voor de zitting was tijdig verzonden, maar belanghebbende had niet gereageerd.
De zaak betreft een onroerende zaak, een watertoren, die door belanghebbende in 2000 was aangeschaft met de intentie om de bestemming te wijzigen van 'Bijzondere doeleinden' naar 'Woning met kantoor'. De discussie in deze procedure draait om de vraag of de aanslagen onroerende-zaakbelastingen terecht zijn opgelegd, gezien het feit dat er gedurende de jaren waarop de aanslagen betrekking hebben, geen activiteiten in de onroerende zaak plaatsvonden en deze niet te koop of te huur stond.
Het Gerechtshof oordeelde dat belanghebbende, ondanks het feit dat hij nog niet daadwerkelijk woonachtig was in de onroerende zaak, deze wel ter beschikking had en deze metterdaad gebruikte ter bevrediging van zijn behoefte. Dit leidde tot de conclusie dat belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak in de zin van de Verordening moet worden aangemerkt. De aanslagen zijn derhalve terecht opgelegd, en het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.
Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken door mr. Savelbergh en mr. De Fouw, waarbij de waarnemend griffier aanwezig was.