ECLI:NL:GHSGR:2004:AP0514

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1074-H-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. van Nievelt
  • C. Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen echtscheidingsbeschikking met betrekking tot ontvankelijkheid van verzoeker

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 12 december 2003 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 8 oktober 2003. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 27 januari 2004 een verweerschrift ingediend en op 3 februari 2004 een aanvullend verweerschrift. De zaak is op 14 april 2004 mondeling behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun respectieve advocaten en een tolk. De man heeft aangevoerd dat de echtscheiding nietig is, omdat hij eerder een verzoek tot echtscheiding had ingediend bij de rechtbank te Alkmaar, dat inmiddels was ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

De rechtbank te 's-Gravenhage had in haar beschikking de echtscheiding uitgesproken en alimentatie voor de vrouw en de kinderen vastgesteld. Echter, de rechtbank te Alkmaar had op 23 oktober 2003 ook de echtscheiding uitgesproken zonder alimentatie. Het hof overweegt dat de echtscheiding door de inschrijving van de beschikking van de rechtbank te Alkmaar een feit is geworden, waardoor de vrouw geen belang meer heeft bij haar inleidend verzoek. Het hof verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding en vernietigt de bestreden beschikking.

De beslissing van het hof is genomen op 12 mei 2004, waarbij de rechters de zaak hebben beoordeeld op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting. De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van verzoeken in hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak : 12 mei 2004
Rekestnummer : 1074-H-03
Rekestnr. rechtbank : 03-3748
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
voorheen wonende te [x], thans wonende te [x],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel,
tegen
[verweerster]
wonende te [x],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. A.N. Nandoe.
PROCESVERLOOP
De man is op 12 december 2003 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 oktober 2003.
De vrouw heeft op 27 januari 2004 een verweerschrift en op 3 februari 2004 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 29 januari 2004, 18 februari 2004 en 8 maart 2004 aanvullende stukken ingekomen.
Op 14 april 2004 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door mr. M.M.G.C. Mulder, advocaat te Alkmaar en de vrouw, bijgestaan door haar procureur. De man werd bijgestaan door een tolk in de Turkse taal, Mustafa Demir, 36 jaar oud, wondende te 's-Gravenhage, die de belofte heeft afgelegd.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De man en de vrouw zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Zij hebben de volgende nog minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum],
[kind 2], geboren op [geboortedatum], en
[kind 3], geboren op [geboortedatum], verder: de kinderen. Eind januari 2004 is er een vierde kind van partijen geboren.
Op 30 juni 2003 heeft de vrouw bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. De man heeft geen verweer gevoerd, zij het, dat namens hem bij brief van 22 september 2003 aan de rechtbank is bericht dat op grond van artikel 816 lid 3 Rv jo. artikel 121 Rv de dagvaarding (het hof leest: de akte van betekening van het verzoekschrift waarbij echtscheiding wordt verzocht) nietig is en dat de man zijnerzijds een verzoekschrift tot echtscheiding had ingediend bij de rechtbank te Alkmaar.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank daarbij - uitvoerbaar bij voorraad - ten laste van de man, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, de alimentatie voor de vrouw bepaald op € 159,09 per maand en de kinderalimentatie op € 159,09 per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Bij beschikking van de rechtbank te Alkmaar van 23 oktober 2003 is eveneens de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarbij is geen alimentatie ten behoeve van de vrouw en de kinderen vastgesteld. Er is wel een omgangsregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 20.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de man zullen verblijven.
Laatstgenoemde echtscheidingsbeschikking is op [datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de vrouw tot het uitspreken van de echtscheiding inclusief haar verzoek met nevenvoorzieningen af te wijzen. De vrouw bestrijdt zijn beroep. Ter zitting heeft zij haar verzoek betreffende de omgangsregeling tussen de man en de kinderen ingetrokken. Tevens heeft zij ter zitting meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de echtscheiding, zodat het hof, voor zover de vrouw al bedoelde incidenteel beroep in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank te Alkmaar, dit als ingetrokken beschouwt.
2. De echtscheiding tussen partijen is totstandgekomen door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te Alkmaar in de registers van de burgerlijke stand op [datum].
3. Het hof overweegt dat de rechtbank te 's-Gravenhage in beginsel een juiste uitspraak heeft gedaan. Echter, ten tijde van dit hoger beroep is gebleken, dat de echtscheiding reeds een feit is ingevolge de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te Alkmaar, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan. In het systeem van de wet past het niet nadien nogmaals de echtscheiding uit te spreken, dan wel - in geval van hoger beroep - de nog niet ingeschreven echtscheidingsbeschikking te bekrachtigen. De vrouw heeft derhalve geen belang meer bij haar inleidend verzoek, zodat zij in dat verzoek, daaronder begrepen de door haar gevraagde nevenvoorzieningen, alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw beschikkende:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar inleidend verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Van Nievelt en Pannekoek-Dubois, bijgestaan door mr. Arnbak-d'Aulnis de Bourouill, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 mei 2004.