ECLI:NL:GHSGR:2004:AP3179
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Reinking
- M. van Strien
- J. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 15 juni 2001 in een ontnemingszaak. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot het betalen van een geldboete van fl. 750.000,- en het wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld op fl. 2.600.000,-. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat van een bedrag van fl. 2.366.000,-. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2004 heeft het hof de zaak beoordeeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 1.207.893,- en dat de veroordeelde dit bedrag aan de Staat zou moeten betalen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. De verklaring van de vertegenwoordiger van de veroordeelde heeft het hof doen besluiten dat het gehele wederrechtelijk verkregen voordeel is toegekomen aan een derde persoon.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de vordering van het openbaar ministerie afgewezen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. Het hof heeft opnieuw recht gedaan en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in het bijzijn van de griffier, mr. De Vries, en is openbaar uitgesproken.