ECLI:NL:GHSGR:2004:AP7846

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200015704
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van der Putten-Göbbels
  • G. Gerritzen
  • A. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten met vuurwapen in restaurant en op straat

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten. De verdachte heeft meermalen met een vuurwapen geschoten, zowel in een restaurant als op straat. Tijdens het schieten in het restaurant is een aanwezige persoon, aangeduid als [slachtoffer 1], door een van de kogels in zijn arm geraakt. De verdachte werd eerder in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof verwierp het verweer van putatief noodweer, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij zich bedreigd voelde door de aanwezige personen in het restaurant, die familieleden van de eigenaar waren en met wie hij geen conflict had. Het hof achtte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof benadrukte de schokkende impact van dergelijke geweldsdelicten op de rechtsorde en de samenleving, en de noodzaak om krachtig op te treden tegen het voorhanden hebben van vuurwapens. De verdachte had een strafblad en er was een grote kans op recidive, wat de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen verder onderstreepte.

Uitspraak

rolnummer 2200015704
parketnummer 0975755603
datum uitspraak 21 juni 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te
's-Gravenhage van 17 december 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 juni 2004.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 2 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
Het hof wil wel geloven dat de verdachte niet geschoten heeft met de intentie om mensen te doden, maar het acht het opzet in de zin van voorwaardelijk opzet zowel ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde als ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde bewezen. Het hof overweegt hiertoe met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde als volgt.
De verdachte heeft, tijdens een vechtpartij in een restaurant, waarin zich meerdere personen bevonden, zijn reeds doorgeladen semi-automatisch pistool uit zijn zak gepakt en tweemaal geschoten. Dit handelen moet naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als zozeer gericht op het mogelijk gevolg -de dood van een of meerdere personen- dat het niet anders kan zijn, dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Er was in het restaurant sprake van ruzie tussen de verdachte en een hem onbekende Turkse derde, die uitmondde in een vechtpartij. Uit de door de verdachte gestelde toedracht van de ruzie, noch uit het door die derde jegens de verdachte daarbij toegepaste geweld, of anderszins, is aannemelijk geworden dat de verdachte voor zijn leven moest vrezen, zodat de verdachte reeds daarom ter gepaste verdediging van zijn lijf geen gebruik hoefde te maken van een vuurwapen.
Voorzover de verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bedoeld heeft een beroep te doen op putatief noodweer door aan te voeren dat hij zich door een groep personen die het restaurant binnenkwam
bedreigd voelde, overweegt het hof dat dit verweer wordt verworpen aangezien geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de verdachte redelijkerwijs aanleiding konden geven te veronderstellen dat zij het op hem voorzien hadden. Integendeel: het ging om een aantal familieleden van de eigenaar van het restaurant, die de verdachte ook kende, en waarmee hij niet in onmin verkeerde.
Mede de vorenstaande feiten en omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, is niet aannemelijk geworden, dat de verdachte als gevolg van de aanranding door de Turkse man in een zodanig hevige gemoedsbeweging is komen te verkeren, dat dientengevolge het schieten als verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft te gelden.
Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
Na het afvuren van de twee kogels in het restaurant heeft de verdachte vervolgens twee kogels op straat afgevuurd waarvan één gericht op [slachtoffer 2]. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij deze schoten heeft gelost om de weg vrij te maken teneinde zijn jas die nog in het betreffende restaurant lag, te halen. Reeds gelet hierop -de verdachte bevond zich buiten het restaurant en er was geen sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding- kan een beroep op noodweer, respectievelijk noodweerexces hier niet slagen.
Ook overigens is uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde dan wel van de verdachte uitsluit. Het bewezenverklaarde is strafbaar en de verdachte is strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair en 2 primair:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Minks heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsdelicten door meermalen met een vuurwapen een kogel af te vuren respectievelijk in een restaurant en op straat. Een van de op dat moment in het restaurant aanwezige personen, te weten [slachtoffer 1], is door een van de door verdachte afgevuurde kogels in zijn arm geraakt. De verdachte en alle aanwezigen mogen van geluk spreken dat er niet meer slachtoffers zijn gevallen of ernstiger letsel is veroorzaakt. Feiten als de onderhavige dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter. Daarnaast brengt het bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Het onderhavige schietincident onderstreept voorts de noodzaak dat krachtig dient te worden opgetreden tegen het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 juni 2004, meermalen is veroordeeld.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het Voorlichtingsrapport van de afdeling Reclassering van de Stichting Welzijn- en Gezondheidszorg van het Leger des Heils d.d. 20 november 2003, opgemaakt en ondertekend door mevrouw [naam], reclasseringswerker. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de kans op recidive groot is. Voorts wordt -aangezien betrokkene weinig gemotiveerd lijkt om de kans op recidive te verkleinen- geadviseerd de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair,
2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Van der Putten-Göbbels, Gerritzen en De Groot,
in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 juni 2004.