Uitspraak : 4 augustus 2004
Rekestnummer : 302-H-04
Rekestnr. rechtbank : 03-4914
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. M.C. Schmidt,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.J.A. Knijff.
De vader is op 29 maart 2004 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 23 februari 2004.
De moeder heeft op 30 juni 2004 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 7 april 2004 en 14 juni 2004 aanvullende stukken ingekomen.
De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Den Haag, hierna te noemen: de raad, heeft het hof bij brief van 11 juni 2004 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 21 juli 2004 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.G.H.M. Ganzeboom. Op telefonisch verzoek van het hof is namens de raad mevrouw W.M. Mentink verschenen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De vader en de moeder zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn de volgende nog minderjarige [kinderen] geboren:
[kind 1], geboren op [geboortedatum],[kind 1],
[kind 2], geboren op [geboortedatum], verder:[kind 2], en
[kind 3], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 3],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Na echtscheiding oefenen de ouders gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.
Op 28 augustus 2003 heeft de moeder bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. De vader heeft verweer gevoerd en daarbij zelfstandig verzocht primair vaststelling van een co-ouderschapregeling en subsidiair een omgangsregeling tussen hem en de kinderen te bepalen waarbij de kinderen de ene week van donderdag 08.00 uur tot maandag 08.00 uur bij hem zullen verblijven en de andere week van woensdag 08.00 uur tot zaterdag 09.30 uur, en meer subsidiair de in het kader van voorlopige voorzieningen vastgestelde omgangsregeling te handhaven, met dien verstande dat deze omgangsregeling ook zal gelden voor de jongste minderjarige, [kind 3].
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. Bij die beschikking heeft de rechtbank voorts - uitvoerbaar bij voorraad - een omgangsre-ge-ling bepaald, inhoudende dat:
- de vader de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] bij zich mag hebben gedurende één weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.30 uur en in de week daaropvolgend op vrijdagmiddag na school tot 17.30 uur, met dien verstande dat als zij op die vrijdag geen school hebben de omgang zal plaatsvinden van 08.00 uur tot 17.30 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, zulks in onderling overleg tussen partijen te bepalen met inachtneming van een termijn van vier weken;
- de vader de minderjarige [kind 3] bij zich mag hebben op de vrijdagen waarop ook de oudste minderjarigen bij hem zullen zijn, zulks van 08.00 uur tot 17.30 uur.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en de kinderen.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de vastgestelde omgangsregeling betreft en, opnieuw beschikkende, een omgangsregeling vast te stellen en te bepalen dat:
- de drie minderjarige kinderen iedere vrijdag van 8.00 uur tot 19.00 uur bij hem verblijven;
- de drie minderjarige kinderen om het weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij hem zullen verblijven;
- de drie minderjarige kinderen gedurende de helft van de feestdagen, overige vrije dagen en de schoolvakanties bij hem zullen verblijven.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep.
4. De raad acht het met het oog op de toekomst van belang dat er aandacht wordt besteed aan de verbetering van de communicatie tussen de ouders. De raad adviseert bemiddeling door een deskundige.
5. Zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader en de moeder niet tot nauwelijks met elkaar kunnen communiceren. De verhoudingen zijn ernstig verstoord en er zijn diverse procedures tussen de vader en de moeder gevoerd, hetgeen tot onrust en spanning heeft geleid. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is, maar dat ook de ouders er belang bij hebben dat zij inzicht verkrijgen in hun ruziegedrag en door dit inzicht hun gedrag zodanig kunnen aanpassen dat zij als ouders weer over en met de kinderen kunnen communiceren. Het hof acht in deze zaak een (transformatieve) mediation geïndiceerd, waarbij aan partijen inzicht wordt verschaft in hun gedrag.
6. Zowel de vader als de moeder hebben zich ter terechtzitting bereid verklaard deel te nemen aan mediation en alle aanwijzingen van de deskundige dienaangaande op te volgen.
7. Het hof zal daarom, alvorens over het verzoek tot omgang te beslissen, de behandeling van de zaak aanhouden tot hierna te melden pro forma datum, teneinde deelname van de ouders aan mediation mogelijk te maken. Het hof zal mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, gevestigd aan de Javastraat 1 te 2585 AA s-Gravenhage, te bereiken op telefoonnummer 071-5820939, benoemen als deskundige.
8. Bij de door de deskundige uit te voeren mediation, kunnen de volgende vragen als leidraad dienen:
Gedrag en communicatie:
- welk(e) type(n) ruziegedrag hebben de ouders ontwikkeld en wat zijn daarvan de gevolgen?
- zijn de ouders in staat het eigen aandeel in het ontstaan en voortgaan van hun ruziegedrag
te onderkennen?
- zijn de ouders gevoelig voor interventies met het doel hun conflictstijl in positieve zin te veranderen (in de zin van het zoeken naar de zachte krachten)?
- is verandering van de conflictstijl tijdens de mediationgesprekken waarneembaar?
- zal een veranderende conflictstijl voor de ouders een duurzame verbetering in het ouderschap teweeg brengen?
- is op kortere of langere termijn een overlegsituatie tussen deze ouders denkbaar?
Zorgtaken rond de kinderen:
- hoe was de situatie tijdens het huwelijk?
- hoe is de feitelijke situatie nu?
- hoe ziet de ideale situatie van het ouderschap na de scheiding eruit?
- wat dient er te gebeuren om de problemen van nu op te lossen of te verminderen?
- hoe geraken de ouders in de ideale situatie?
Omgang:
- indien de mediator de kinderen bij de bemiddeling heeft betrokken: hoe beleven de kinderen de situatie rond hun ouders? Hoe staat het met hun relevante behoeftes en belangen?
- heeft al dan niet in bemiddeling een "paraplu" gesprek tussen de ouders en de kinderen plaatsgevonden? Zo ja, wat was het effect?
9. Nu ter terechtzitting is besproken dat de kosten van de mediation bij helfte voor rekening van ieder van de ouders zullen komen, zal het hof dan ook bepalen dat ieder der ouders de helft van het voorschot op de bemiddelingskosten, van € 4.000,- inclusief omzetbelasting zal dienen te voldoen.
10. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van de bemiddelingsgesprekken.
11. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
houdt de behandeling van de zaak aan tot zaterdag 18 december 2004 pro forma, ter fine als vermeld onder rechtsoverweging 5;
benoemt tot deskundige mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, Javastraat 1, 2585 AA s-Gravenhage;
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat ieder der ouders de helft van het bedrag van € 4.000,- heeft gestort op bankrekeningnummer 1923.25.795 ten name van Arrondissement 537 Den Haag (onder vermelding van: rekestnummer 302-H-04 en de naam van de ouder van wie de betaling afkomstig is), als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek en dat de deskundige vervolgens, na bericht van het hof, haar werkzaamheden zal aanvangen;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van de bemiddelingsgesprekken;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Dusamos en Pannekoek-Dubois, bijge-staan door mr. Jooren-Philipa als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 4 augustus 2004.