ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5350
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. In 't Velt-Meijer
- B. Beyer-Lazonder
- H. Husson
- Rechtspraak.nl
Uitleg CAO en recht op aanvulling WW-uitkering na beëindiging dienstverband
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 juli 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitleg van een CAO-bepaling met betrekking tot het recht op aanvulling van de Werkloosheidswet (WW) na beëindiging van een dienstverband. De appellant, die van 1 januari 1979 tot 1 juli 2001 in dienst was bij de rechtsvoorganger van de geïntimeerde, Stichting L'Escaut Woonservice, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Middelburg. De rechtbank had geoordeeld dat de aanvulling op de WW-uitkering slechts verschuldigd was indien de aanspraak op een WW-uitkering onmiddellijk na het einde van de dienstbetrekking ontstond.
De appellant voerde aan dat de CAO-bepaling, specifiek artikel 35, lid 7, niet expliciet vermeldt dat de aanvulling direct na beëindiging van het dienstverband moet ingaan. Hij stelde dat de woorden "de eerste periode van drie maanden" betrekking hebben op de periode waarin recht bestaat op een WW-uitkering. Het hof overwoog dat, gezien het ontbreken van een toelichting bij de CAO-bepalingen, de uitleg van de bepaling aan de hand van de tekst zelf diende te gebeuren. Het hof concludeerde dat de aanvulling op de WW-uitkering alleen verschuldigd is gedurende de eerste drie maanden na beëindiging van het dienstverband, en dat dit recht niet bestaat indien in die periode geen WW-uitkering wordt genoten.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de vorderingen van de appellant waren afgewezen. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in CAO's en de noodzaak voor werknemers om goed op de hoogte te zijn van hun rechten en plichten na beëindiging van hun dienstverband.