ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5390

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/597 KA
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beyer-Lazonder
  • A. Husson
  • J. Bunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht en verkeerde rechtsingang in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als [appellant], die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 juli 2002. De verweerster in deze procedure is de Stichting Centrum Jeugdhulpverlening Haaglanden (CJH). De appellant heeft zijn hoger beroep ingesteld via een dagvaarding, wat door de verweerster als misbruik van procesrecht werd betiteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2004 heeft de raadsman van de appellant, mr. P.H. Akenborgh, toegelicht dat de keuze voor dagvaarding bewust is gemaakt, maar dat er geen sprake is van misbruik. Hij stelde dat de processtukken niet tijdig aan hem waren overgedragen door de vorige raadsman, waardoor het niet mogelijk was om een appèlverzoekschrift tijdig in te dienen.

Het hof heeft in zijn tussenarrest het betoog van CJH over misbruik van procesrecht aangehouden tot na de mondelinge behandeling. Na de behandeling heeft het hof geoordeeld dat er inderdaad sprake is van misbruik van procesrecht, omdat de raadsman bewust de verkeerde rechtsingang heeft gekozen. Het hof oordeelde dat de omstandigheden rondom de wisseling van raadsman voor risico van de appellant komen. Bovendien heeft het hof vastgesteld dat er een aanzienlijke vertraging is opgetreden in de procedure, wat de conclusie versterkt dat de appellant niet voortvarend heeft geprocedeerd.

Het hof heeft de appellant niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en hem veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van CJH zijn begroot op € 1.735,-. Deze beschikking is gegeven door de rechters M. Beyer-Lazonder, A. Husson en J. Bunt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak: 3 september 2004
Rekestnummer: R04/597 KA
Repnummer rechtbank: 276691/02-51140
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. T. Bissessur,
tegen
STICHTING CENTRUM JEUGDHULPVERLENING HAAGLANDEN,
gevestigd te Voorburg,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: CJH,
procureur: mr. J.C. Zevenberg.
Het geding
In deze zaak heeft het hof op 25 juni 2004 een tussenarrest gewezen. Voor het procesverloop tot deze datum verwijst het hof naar het tussenarrest. In dat arrest heeft het hof de memorie van grieven gelezen als beroepschrift tegen de beschikking van 22 juli 2002 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gegeven tussen partijen en de memorie van antwoord als verweerschrift, omdat het een verzoekschriftprocedure betreft en [appellant] ten onrechte met een dagvaarding in hoger beroep is gekomen. Ter zitting van dit hof van 13 augustus 2004 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting hebben partijen hun standpunten doen toelichten, [appellant] door
mr. P.H. Akenborgh, advocaat te Rotterdam, en CJH door haar procureur, die een pleitnota heeft overgelegd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
1. Het hof heeft bij voormeld tussenarrest het betoog van CJH, dat [appellant] wegens misbruik van procesrecht niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep aangehouden tot na de mondelinge behandeling. Bij de mondelinge behandeling heeft CJH dit betoog herhaald. CJH voert aan dat (de raadsman van) [appellant] bewust bij dagvaarding hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 22 juli 2002 teneinde uitstel te verkrijgen voor het formuleren van de gronden van het hoger beroep.
2. De raadsman van [appellant] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling toegegeven dat er bewust voor is gekozen om te dagvaarden, maar bestreden dat sprake is van misbruik van procesrecht. Hij voert aan dat [appellant] na de uitspraak van 22 juli 2002 van advocaat is gewisseld en dat de processtukken niet tijdig binnen de appèltermijn aan hem, zijn raadsman, zijn overgedragen, waardoor het niet mogelijk was om bij appèlverzoekschrift hoger beroep in te stellen. Er is noodgedwongen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 69 Rv biedt, aldus de raadsman.
3. Naar het oordeel van het hof is er sprake van misbruik van procesrecht, nu de raadsman welbewust de verkeerde rechtsingang heeft gekozen. De omstandigheid dat de raadsman, vanwege de keuze van [appellant] om van raadsman te wisselen, niet tijdig voor het opstellen van een appèlverzoekschrift over de processtukken kon beschikken, is een omstandigheid die voor risico van [appellant] komt. Daar komt bij dat het na het instellen van het hoger beroep bij dagvaarding van 18 oktober 2002 nog bijna zes maanden heeft geduurd, voordat de memorie van grieven is genomen, zodat ook niet gezegd kan worden dat na deze noodgreep voortvarend door [appellant] is geprocedeerd. Het hof zal [appellant] dan ook niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
4. Ten overvloede geeft het hof zijn oordeel, dat [appellant], indien geen sprake was geweest van misbruik van procesrecht, alsnog niet-ontvankelijk in het hoger beroep zou zijn geweest om reden dat in de memorie van grieven noch bij gelegenheid van de mondelinge behandeling enige grond voor doorbreking van het appelverbod ex artikel 7:685 lid 11 BW is aangevoerd.
5. Nu [appellant] niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep, zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De beslissing
Het hof:
- verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van CJH tot aan deze uitspraak begroot op € 1.735,- (waarvan € 193,- voor griffierecht en € 1.542,- voor salaris procureur).
Deze beschikking is gegeven door mrs. Beyer-Lazonder, Husson en Bunt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2004 in aanwezigheid van de griffier.