Rolnummer: 22-001240-04
Parketnummer: 09-004109-03
Datum uitspraak: 3 december 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 maart 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 november 2004.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie en in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is te samen met een ander tweemaal betrokken geweest bij de uitvoer van behoorlijke hoeveelheden heroïne.
De verdachte heeft bij deze uitvoer een belangrijke organisatorische rol vervuld. Hij was een belangrijke schakel bij de afname van de partijen heroïne.
Door het gebruik van heroïne wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 november 2004, eerder is veroordeeld voor de handel in verdovende middelen en een andersoortig strafbaar feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte, kort na zijn ontslag uit de gevangenis, waar hij een straf had uitgezeten naar aanleiding van een drugszaak, wederom is begonnen met soortgelijke activiteiten. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een contact dat hij tijdens zijn detentie heeft gelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie en in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Reinking, Van Strien en Fleers, in bijzijn van de griffier mr. Van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2004.