ECLI:NL:GHSGR:2004:AR7475

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200124004
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Reinking
  • J. van Strien
  • M. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitvoer van heroïne met belangrijke organisatorische rol van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 maart 2004. De verdachte was samen met een ander betrokken bij de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden heroïne en vervulde daarbij een belangrijke organisatorische rol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale schakel was in de afname van de heroïnepartijen. De ernst van de feiten, de impact op de volksgezondheid en de maatschappelijke schade door heroïnegebruik zijn door het hof zwaar meegewogen.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. De eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten zijn ook in overweging genomen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De beslissing om de gevangenisstraf op te leggen is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk weer in de fout was gegaan na een eerdere gevangenisstraf.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en verklaart bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd, en de straf is vastgesteld op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001240-04
Parketnummer: 09-004109-03
Datum uitspraak: 3 december 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 maart 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 november 2004.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie en in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is te samen met een ander tweemaal betrokken geweest bij de uitvoer van behoorlijke hoeveelheden heroïne.
De verdachte heeft bij deze uitvoer een belangrijke organisatorische rol vervuld. Hij was een belangrijke schakel bij de afname van de partijen heroïne.
Door het gebruik van heroïne wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 november 2004, eerder is veroordeeld voor de handel in verdovende middelen en een andersoortig strafbaar feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte, kort na zijn ontslag uit de gevangenis, waar hij een straf had uitgezeten naar aanleiding van een drugszaak, wederom is begonnen met soortgelijke activiteiten. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een contact dat hij tijdens zijn detentie heeft gelegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie en in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Reinking, Van Strien en Fleers, in bijzijn van de griffier mr. Van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2004.