ECLI:NL:GHSGR:2004:AS6273

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1130 KA
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. In 't Velt-Meijer
  • H. Husson
  • A. van Coeverden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van voorgeschoten huursubsidie door verhuurder

In deze zaak gaat het om de terugvordering van voorgeschoten huursubsidie door verhuurder [verhuurder] van huurder [huurder]. De huurovereenkomst voor de woning aan [adres] is beëindigd op 20 juli 2002, maar [verhuurder] heeft gedurende de periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2002 de huurprijs gematigd met het bedrag van de huursubsidie die [huurder] zou ontvangen. Echter, op 9 april 2003 heeft het ministerie van VROM aan [huurder] meegedeeld dat zij geen recht had op huursubsidie voor het subsidiejaar 1 juli 2001 tot 1 juli 2002. [verhuurder] heeft daarop in eerste aanleg gevorderd dat [huurder] het bedrag van € 2.385,12 aan achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten zou betalen. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen.

In hoger beroep heeft [huurder] grieven ingediend tegen de overwegingen van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat het verkrijgen van huursubsidie een eigen verantwoordelijkheid van de huurder is en dat [verhuurder] op goede gronden kon aannemen dat [huurder] geen recht op huursubsidie had. Het hof heeft de grieven gezamenlijk behandeld en geoordeeld dat de beslissing van het ministerie van VROM, die na de dagvaarding in eerste aanleg is genomen, niet afdoet aan de vordering van [verhuurder]. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 20 januari 2005 voor verdere behandeling, waarbij [huurder] in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de stand van de beroepsprocedure bij de rechtbank Arnhem.

De uitspraak van het hof is gedaan op 17 december 2004, waarbij de rechters M. In 't Velt-Meijer, H. Husson en A. van Coeverden aanwezig waren.

Uitspraak

Uitspraak: 17 december 2004
Rolnummer: 03/1130 KA
Kenmerk rechtbank: 117261 CV EXPL.03-81
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[HUURDER],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [huurder],
procureur: mr. E. Grabandt,
tegen
[VERHUURDER],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [verhuurder],
procureur: mr. W. Taekema.
Het geding
Bij exploot van 19 augustus 2003 is [huurder] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 7 juli 2003 door de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Oud-Beijerland, gewezen tussen partijen. [huurder] heeft bij memorie van grieven (met producties) twee grieven opgeworpen, die door [verhuurder] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Partijen hebben de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank onder 1 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
2.1 [huurder] heeft van [verhuurder] gehuurd de woning aan het [adres] (hierna: de woning) tegen een huurprijs van laatstelijk € 378,43 per maand. [huurder] heeft zich op 8 juni 2001 bij de gemeente [woonplaats] laten uitschrijven. De huurovereenkomst is per 20 juli 2002 beëindigd.
2.2 [verhuurder] heeft van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 de maandelijks verschuldigde huur voorlopig gematigd met een bedrag van € 198,76 per maand, zijnde de huursubsidie waar [huurder] per maand recht op zou hebben, in totaal derhalve een bedrag van € 2.385,12.
2.3 Bij beslissing huursubsidie van 9 april 2003 heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Directie Informatie, Beheer en Subsidieregelingen (hierna: het ministerie van VROM), aan [huurder] meegedeeld dat zij over het subsidiejaar 1 juli 2001 - 1 juli 2002 geen recht op huursubsidie heeft. [huurder] heeft tegen die beslissing bezwaar gemaakt, welk bezwaar ongegrond is verklaard. Tegen die beslissing heeft [huurder] beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem, Sector Bestuursrecht.
2.4 [verhuurder] heeft in eerste aanleg, op de grond dat [huurder] haar huurbetalingsverplichtingen niet is nagekomen, gevorderd [huurder] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 2.385,12 aan achterstallige huur, een bedrag van € 40,26 aan overeengekomen rente en een bedrag van € 483,14 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de overeengekomen rente over een bedrag van € 2.385,12 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
2.5 De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
3. Grief 1 is gericht tegen de overwegingen van de rechtbank onder 4 van het bestreden vonnis inhoudende dat uit de door [huurder] overgelegde beschikking van het ministerie van VROM d.d. 1 augustus 2001 blijkt dat [huurder] geen recht meer had op huursubsidie voor de onderhavige woning, dat [verhuurder] onweersproken heeft gesteld dat [huurder] dit niet aan haar heeft gemeld waardoor zij de aftrek bleef toepassen en dat er in casu wel sprake is van achteraf alsnog verschuldigde huurpenningen zodat [verhuurder] haar vordering op een juiste grondslag heeft gebaseerd. Grief 2 is gericht tegen de overwegingen van de rechtbank onder 6 van het bestreden vonnis inhoudende dat [huurder]s stelling dat eiseres niet heeft bewezen een vordering op haar te hebben, wordt verworpen, omdat uit de beschikking van het ministerie van VROM blijkt dat [huurder] over de periode in kwestie geen recht op huursubsidie heeft en dat [verhuurder] daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen huursubsidie ten behoeve van gedaagde heeft ontvangen.
Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
4. [huurder] betoogt dat de beslissing d.d. 1 augustus 2001 van het ministerie van VROM, waarnaar in het vonnis wordt verwezen, niet bestaat en door haar niet in het geding is gebracht en dat het niet aan [verhuurder] is om uit het feit dat [huurder] zich bij de gemeente [woonplaats] heeft laten uitschrijven de conclusie te trekken dat [huurder] geen recht op huursubsidie meer zou hebben en vervolgens achterstallige huur te vorderen terwijl het ministerie van VROM daarover nog niet heeft beslist. Verder bestrijdt [huurder] de juistheid van de beslissing van het ministerie van VROM d.d. 9 april 2003. [huurder] voert aan dat zij zich op 8 juni 2001 bij de gemeente [nieuwe woonplaats] heeft laten inschrijven omdat haar partner en zij hadden besloten haar kinderen in [nieuwe woonplaats], de woonplaats van haar partner, op school te doen en dat zij pas in juli 2002 daadwerkelijk naar [nieuwe woonplaats] is verhuisd en tot het einde van de huurovereenkomst in de woning haar hoofdverblijf heeft gehad, het genot van die woning heeft gehad en daar haar gehele inboedel heeft gehad.
5. Grief 1 slaagt in zoverre dat van het procesdossier geen deel uitmaakt een beschikking van het ministerie van VROM d.d. 1 augustus 2001. Voor het overige overweegt het hof als volgt.
6. Het hof stelt voorop dat het verkrijgen van huursubsidie een eigen verantwoordelijkheid van de huurder betreft. In het onderhavige geval wordt de huursubsidie rechtstreeks aan [verhuurder] uitbetaald. [verhuurder] schiet dat voor tot het moment waarop de huursubsidie (definitief) aan haar wordt uitbetaald in die zin dat zij volstaat met het innen van de huur minus het bedrag van de te verwachten huursubsidie. Wanneer [verhuurder] op goede gronden meent dat [huurder] geen recht op huursubsidie heeft, mag [verhuurder] alsnog betaling van de hele huur dan wel het restant van de huur, zijnde het bedrag aan huursubsidie dat zij op voorhand in aftrek heeft gebracht, vorderen. Gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Huursubsidiewet dat huursubsidie slechts wordt toegekend indien de huurder zich op het adres van de woning waarvoor de huursubsidie wordt toegekend heeft doen inschrijven in de gemeentelijk basisadministratie persoongegevens en nu vaststaat dat [huurder] zich bij de gemeente [woonplaats] heeft laten uitschrijven en voorts gelet op de hiervoor onder 2.3 genoemde beslissing van het ministerie van VROM, heeft [verhuurder] op goede gronden kunnen aannemen dat het recht op huursubsidie is of zal vervallen. Het feit dat de beslissing van het ministerie van VROM dateert van na de datum van dagvaarding in eerste aanleg doet daaraan niet af.
7. Gelet op het tijdsverloop, acht het hof het dienstig geïnformeerd te worden over de stand van de beroepsprocedure die [huurder] bij de rechtbank Arnhem, Sector Bestuursrecht, aanhangig heeft gemaakt. Het hof zal [huurder] in de gelegenheid stellen zich bij akte daarover - zo mogelijk met stukken
onderbouwd - uit te laten en zich voorts uit te laten over wat daarvan eventueel de consequenties voor de onderhavige procedure zouden moeten zijn. [verhuurder] zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
8. Het hof zal de verdere beoordeling en beslissing aanhouden.
Beslissing
Het hof:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 januari 2005 voor het nemen van een akte aan de zijde van [huurder] als bedoeld in rechtsoverweging 7;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. In ’t Velt-Meijer, Husson en Van Coeverden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2004 in bijzijn van de griffier.