ECLI:NL:GHSGR:2004:AT3521

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200289404
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Groot
  • F. Fleers
  • A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling van een bejaarde man in zijn woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 december 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, samen met mededaders, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en diefstal door middel van valse sleutels. Het slachtoffer, een man van ruim tachtig jaar oud, werd in zijn eigen woning overvallen. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer in zijn gezicht gestompt en met een mes bedreigd, waarna zij zijn pinpas en pincode hebben afgenomen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar vijf jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar zijn verklaring. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd toegewezen tot een bedrag van EUR 1.590,--. Het hof benadrukte de ernst van de misdrijven en de gevolgen voor het slachtoffer, en oordeelde dat de eerdere straf niet in verhouding stond tot de gepleegde feiten. De verdachte werd ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002893-04
Parketnummer(s): 10-061404-03
Datum uitspraak: 6 december 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 28 mei 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 november 2004.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Anders dan door de verdediging bepleit ziet het hof in de door de verdachte ter zitting van de rechtbank afgelegde verklaring geen aanleiding of aanknopingspunten voor nader onderzoek door de politie.
Voorzover daarover anders geoordeeld zou worden is dit verzuim niet onherstelbaar, zodat voor enige sanctie ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering geen aanleiding is.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis is omschreven. Voorts is aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverweging
Het hof baseert de bewezenverklaring betreffende feit 1 op de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen 1 en 3 t/m 6. De door de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank afgelegde verklaring omtrent de wijze waarop hij in het bezit van onder andere de pinpas en de pincode van de aangever is gekomen stelt het hof terzijde om de volgende reden.
De aangever heeft onder meer verklaard dat hij zijn pincode moest opschrijven, en dat hij zou worden doodgestoken als de pincode niet juist zou zijn; éen van de drie daders is vervolgens met de pinpas en de pincode vertrokken uit de woning en zeker wel 20 minuten weggeweest. Toen deze man terugkeerde gingen de drie daders weg, aldus de aangever.
Het hof begrijpt dat de aangever na de terugkeer van de dader in de woning geen geweld meer is aangedaan en concludeert hieruit dat de genoemde dader de pincode tot tevredenheid van hem en zijn mededaders heeft kunnen gebruiken.
Vast is komen te staan dat er in periode na de overval met de pinpas van de aangever slechts twee direct op elkaar volgende pintransacties hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij degene was die deze pintransacties heeft verricht. Daaruit maakt het hof de gevolgtrekking dat verdachte de dader was die met de pinpas en de pincode de woning verliet. De door verdachte gegeven verklaring voor het verkrijgen van de pinpas is met het bovenstaande niet in overeenstemming te brengen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Feit 3: Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft in deze geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, alsmede tot teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.000,-- aan T. [naam]. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, T. [naam], wordt toegewezen tot een bedrag van €.1.590,-- en dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten behoeve van het slachtoffer T. [naam] tot een bedrag van €.1.590,-- subsidiair 31 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en diefstal door middel van valse sleutels. Verdachte heeft samen met anderen een man van ruim tachtig jaar oud in diens eigen woning in de nacht beroofd en daarbij het slachtoffer in zijn woning onder meer in zijn gezicht gestompt en hem vervolgens een mes op de keel gezet.
Verdachte en zijn mededaders hebben hun hebzucht bevredigd zonder enige gedachte aan de gevolgen van hun optreden voor het bejaarde slachtoffer. De ervaring leert dat de beleving van het geweld, het gevoel van machteloosheid en de uitgestane angst bij slachtoffers van een dergelijk misdrijf nog lang kunnen nawerken, waarbij de omstandigheid dat de overval plaatsvond in de nachtelijke uren en bovendien in de eigen woning de verwerking zal bemoeilijken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een beveiligingsbeambte door hem te slaan en te schoppen.
Dergelijke misdrijven dragen vooral door het gewelddadige karakter ervan in hoge mate bij aan het ontstaan en in standhouden van gevoelens van onrust in de samenleving en versterken gevoelens van onveiligheid.
Door de verdediging is - subsidiair - strafvermindering bepleit omdat van verdachte DNA-materiaal is afgenomen zonder dat hij voordat het daartoe strekkende bevel werd gegeven door de officier van justitie is gehoord.
Het hof is van oordeel dat voor toekenning van dit verzoek geen reden is nu het resultaat van het DNA-onderzoek geen bijdrage levert aan het bewijs.
Overigens is het hof - geheel ten overvloede - van oordeel dat het helemaal niet - althans uit het dossier niet kenbaar - horen van een verdachte in strijd is met artikel 151b lid 2 Wetboek van Strafvordering. Het gaat bij het bevel tot afname van DNA-materiaal immers om een inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn lichamelijke integriteit als uitwerking van het recht op privéleven (artikel 8 EVRM). Het uitdrukkelijk in verband daarmee horen van de verdachte en het daarvan verslag doen in het proces-verbaal lijkt vanzelfsprekend te zijn. Voorts lijken de afweging van de in verband met het te geven bevel in aanmerking komende belangen, het recht doen aan de standpunten en belangen van de verdachte, en dus het horen van de verdachte een zekere afstand van de directe opsporingsbelangen te veronderstellen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 22 november 2004, meermalen is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf.
Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag zal het hof de teruggave gelasten aan T. [naam].
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft T. [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.590,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in deze geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de advocaat-generaal het hof verzocht de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De aansprakelijkheid van de verdachte voor de schade van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden terwijl de hoogte ervan niet is betwist. De schade is het rechtstreeks gevolg van het ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer T. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.590,-- ten behoeve van het slachtoffer T. [naam].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van EUR 1.000,-- aan T. [naam], [adres].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij T. [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 1.590,-- (eenduizendvijfhonderdnegentig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.590,-- (eenduizendvijfhonderdnegentig euro) ten behoeve van het slachtoffer, T. [naam], [adres], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van eenendertig dagen.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Groot, Fleers en Van der Ham, in bijzijn van de griffier Van Pelt.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2004.