ECLI:NL:GHSGR:2005:AS5831

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
570-R-04
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behoefte van minderjarige en alimentatieverplichting na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 januari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vader aan de moeder dient te betalen. De moeder had de rechtbank te Rotterdam verzocht om de vader te verplichten tot betaling van € 300,- per maand aan kinderalimentatie, met ingang van 1 augustus 2003. De vader had hiertegen geen verweer gevoerd, maar in hoger beroep stelde hij dat de bestreden beschikking vernietigd diende te worden. Het hof oordeelde dat de behoefte van de minderjarige, [kind], is toegenomen door de stijging van de welvaart van de vader. Het hof benadrukte dat het gezinsinkomen ten tijde van de echtscheiding bepalend is voor de behoefte van de kinderen en dat een verhoging van het inkomen van de onderhoudsplichtige invloed heeft op de vaststelling van die behoefte.

De vader had geen informatie over zijn huidige inkomen verstrekt en zijn draagkracht niet ter discussie gesteld. Het hof oordeelde dat de moeder voldoende had aangetoond dat de welvaart van de vader was gestegen en dat [kind] daarvan moest kunnen meeprofiteren. De vader had geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de vastgestelde alimentatie de behoefte van [kind] te boven zou gaan. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en bekrachtigde de bestreden beschikking, waarbij de vader werd verplicht tot betaling van € 300,- per maand aan kinderalimentatie.

Daarnaast oordeelde het hof dat de ingangsdatum van de alimentatie correct was vastgesteld op 1 augustus 2003, en dat de kosten van het hoger beroep tussen partijen gecompenseerd dienden te worden. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. van Nievelt, A. Pannekoek-Dubois en J. Verbeek, met mr. Sierksma als griffier.

Uitspraak

Uitspraak : 12 januari 2005
Rekestnummer : 570-R-04
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 04-298
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. M.G. Hop,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Taekema.
PROCESVERLOOP
De vader is op 23 juni 2004 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 9 april 2004.
De moeder heeft op 16 november 2004 op voorhand haar pleitnotities en enkele stukken aan het hof doen toekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 17 november 2004 aanvullende stukken ingeko-men.
Op 24 november 2004 is de zaak mondeling behandeld. De vader is, hoewel daartoe behoor-lijk opge-roepen, niet in persoon versche-nen. Namens hem is verschenen mr. E.F.J. Goossens, advocaat te Rotterdam. Verschenen is verder de moeder, bijgestaan door mr. S.C. Dikkers, advocaat te Vlaardingen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger be-roep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit op [geboortedatum] is geboren de [kind]erja-rige: [kind], hierna te noemen: [kind]. De moeder heeft alleen het gezag over [kind], die ook bij haar verblijft.
Bij verzoekschrift van 2 februari 2004 heeft de moeder de rechtbank te Rotterdam verzocht te bepalen dat de vader aan haar met ingang van 1 augustus 2003 een kinderalimentatie dient te betalen van € 300,- per maand. De vader heeft tegen dit inleidende verzoek geen verweer ge-voerd.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de kinderalimentatie met ingang van 1 augustus 2003 bepaald op € 300,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die aan de vader op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van [kind] kan of zal worden verleend. Verder heeft de rechtbank verstaan dat de kinderalimentatie jaarlijks, met ingang van 1 januari 2005, wordt ge-wijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ontvankelijkheid van de moeder in haar inleidend verzoek en - subsidiair - ten aanzien van de kinderalimentatie, de behoefte van [kind] tezamen met de ingangsdatum.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure in hoger beroep.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd weersproken. Zij verzoekt de be-streden beschikking te bekrachtigen.
Ontvankelijkheid van de moeder in haar inleidend verzoek
4. De vader stelt dat hij tot 1 augustus 2003 € 113,- per maand aan kinderalimentatie betaalde en dat dit bedrag nog steeds in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Naar zijn oordeel is er geen enkele reden om dit bedrag te verhogen, reeds vanwege het feit dat de moeder daartoe, behalve enige algemeenheden die niet feitelijk zijn onderbouwd, geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd.
5. Het hof verwerpt de stelling van de vader. Het hof stelt voorop dat een op artikel 1:401 lid 1 BW gegrond verzoek ontvankelijk is indien door verzoeker onderbouwd wordt gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, welke wijziging aan het verzoek ten grond-slag wordt gelegd. In het onderhavige geval heeft de moeder - weliswaar niet onder uitdruk-kelijke verwijzing naar artikel 1:401 lid 1 BW maar naar het oordeel van het hof wel voldoen-de duidelijk - gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de tus-sen partijen overeengekomen, en door de vader stelselmatig betaalde alimentatie niet lan-ger voldoet aan de wettelijke maatstaven. Zij heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat de welvaart van de vader, en daarmee zijn draagkracht, in de loop der tijd is gestegen en dat het redelijk is dat [kind] daarvan meeprofiteert. De rechtbank heeft, dat juist oordelende, de moeder dan ook op juiste gronden ontvankelijk verklaard in haar inleidend verzoek.
De behoefte van [kind]
6. De moeder stelt dat de welvaart van de vader, en daarmee zijn draagkracht, aanmerkelijk is gestegen ten opzichte van de periode dat partijen nog bij elkaar waren. Zij voert daartoe aan dat het gezin vroeger rond kwam van een uitkering die de vader ontving en dat zij heeft gecon-stateerd dat de vader thans ondernemer is in twee bedrijven, drie woningen bezit en in een du-re auto rijdt. De moeder acht het redelijk dat, indien de welvaart van de vader is gestegen, [kind] daarvan kan meeprofiteren.
7. Namens de vader is ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij om principiële rede-nen geen draagkrachtverweer wenst te voeren. De vader heeft geen enkel inzicht gegeven in zijn financiële situatie.
8. Het hof oordeelt als volgt. Als hoofdregel geldt dat voor de bepaling van de behoefte van kinderen het gezinsinkomen ten tijde van de echtscheiding dan wel het uiteengaan van de ou-ders bepalend is. Verhoging van het inkomen van een ouder voor zover dit hoger is dan het (gezins)inkomen tijdens de samenwoning behoort in beginsel invloed te hebben op de vast-stelling van de behoefte. De achterliggende gedachte is dat kinderen mogen meeprofiteren van het hogere inkomen van de onderhoudsplichtige omdat, indien het huwelijk dan wel de sa-menwoning van partijen zou hebben voortgeduurd, de verhoging ook een positieve invloed zou hebben gehad op het bedrag dat ten behoeve van de kinderen zou zijn aangewend. Ook in geval de partijen nooit in gezinsverband zouden hebben samengewoond - zoals de vader, anders dan de moeder, stelt - is zowel het inkomen van de vader, als dat van de moeder van belang voor de beoordeling van de omvang van de behoefte van [kind]. Voorts zijn deze inko-mens - en het inkomen van de geregistreerde partner - van belang voor de vraag wat de om-vang is van de onderhoudsverplichting van de (stief)ouders.
Als uitdrukkelijk niet betwist is komen vast te staan - de stelling van de moeder - dat het inko-men van de vader aanmerkelijk is gestegen ten opzichte van het tijdstip waarop partijen uit el-kaar zijn gegaan. De vader heeft bewust geen enkele informatie omtrent zijn inkomen gege-ven en zijn draagkracht niet ter discussie gesteld. De vader heeft niet onderbouwd waarom een bijdrage zoals in de bestreden beschikking vastgesteld de behoefte van [kind] te boven zou gaan zodat de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigd dient te worden. Het feit dat de moeder inmiddels een geregistreerd partnerschap is aangegaan met een man die over ei-gen inkomsten beschikt, doet aan het oordeel van het hof niet af, nu de vader op geen enkele wijze heeft aangetoond dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat - gezien zijn huidige inkomen - zijn aandeel in de behoefte van [kind] lager is dan de vastgestelde € 300,-.
Ingangsdatum
9. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de vader een nieuwe grief aangevoerd tegen de bestreden beschikking. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte de ingangsdatum van de door hem te betalen kinderalimentatie heeft gesteld op 1 augustus 2003. Hij is van oordeel dat de ingangsdatum dient te worden bepaald op de datum waarop het hof zijn beschikking zal geven.
10. Het hof oordeelt als volgt. De vader heeft de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum in zijn beroepschrift niet bestreden. Het alsnog bestrijden daarvan ter terechtzitting in ho-ger beroep acht het hof tardief, daarbij in aanmerking nemend dat het hierbij niet handelt om (nieuwe) feiten. Ten overvloede is het hof van oordeel dat de rechtbank dienaangaande op juiste gronden heeft beslist. Het hof zal dan ook uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum.
11. Het bovenstaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
Kostenveroordeling
12. De vader heeft nog verzocht de moeder te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure. Het hof acht hiertoe echter geen gronden aanwezig en zal de kosten van het hoger beroep tussen partijen dan ook compenseren.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de ei-gen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Nievelt, Pannekoek-Dubois en Verbeek, bijge-staan door mr. Sierksma als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 12 janu-ari 2005.