Rolnummer: 22-001675-04
Parketnummer(s): 10-101196-03
Datum uitspraak: 1 maart 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 8 maart 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 februari 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De verdachte heeft op 22 juni 2003 om 17:30 uur tegen de politie verklaard: "Ik ben hierna naar de woning waar ik verbleef gerend. Ik heb hier uit de keuken een mes meegenomen. Een medebewoner, Jan zonder snor, zag dat ik het mes pakte uit de keuken en probeerde mij tegen te houden. Dat lukte Jan zonder snor niet. Ik was te snel. Ik ben hierop weer naar buiten gerend met het mes dat ik zojuist uit de keuken had meegenomen. Eenmaal buiten gekomen zag ik de zwarte man nog op dezelfde plek staan op straat. Ik ben op de zwarte man afgelopen en heb hem met kracht in zijn borst gestoken(..)".
Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven en overige tot bewijs gebezigde verklaringen af dat de verdachte, gevoed door zijn - direct aan de steekpartij voorafgegane - krenkende vernedering door het slachtoffer, in een opwelling van woede het besluit heeft genomen het slachtoffer te doden. De verdachte is, ter uitvoering van dat besluit, naar het huis aan de overkant gerend. Een medebewoner in dat huis ziet dat de verdachte een mes uit de keuken pakt en probeert hem tegen te houden daarmee naar buiten te gaan. De verdachte is hem echter te vlug af en rent naar buiten, gericht op het slachtoffer af.
De verdachte heeft aldus, na het in een opwelling genomen besluit, handelingen moeten verrichten om tot uitvoering daarvan te komen. Tijdens die handelingen heeft de verdachte gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voornemen. De poging van zijn huisgenoot hem tegen te houden gaf daartoe te meer reden. Naar zijn eigen zeggen zou de verdachte niet hebben gestoken, als hij tevoren niet veel alcohol had gedronken. Voor deze oorzaak van het niet tot inkeer komen, is de verdachte zelf verantwoordelijk. Het uitblijven van inkeer, waartoe hij wel de gelegenheid heeft gehad, bestempelt de steek als met voorbedachte raad toegebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is door het slachtoffer - nadat zij samen in een café op kosten van de verdachte de nodige alcohol hadden gedronken - belogen over sex die de verdachte zou mogen hebben met de vriendin van het slachtoffer. Hierdoor voelde de verdachte zich vernederd en diep gekrenkt; in de daardoor opgekomen en uitbarstende woede, is de verdachte een mes gaan halen en naar het slachtoffer toegegaan om hem vervolgens met een steek in de borst dodelijk te treffen. De woede in de verdachte is door de invloed van de vele drank in de tussentijd niet afgenomen. De verdachte heeft het slachtoffer door zijn daad het meest fundamentele recht, het recht om te leven, ontnomen. Een dergelijk levensdelict schokt de rechtsorde en brengt bij de burgers gevoelens van grote onrust en onveiligheid teweeg. Het hof is dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Mos-Verstraten en Teulings, in bijzijn van de griffier mr. Timmer-Smeele.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 maart 2005.