ECLI:NL:GHSGR:2005:AT3416

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200184404
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stoker-Klein
  • A. de Bruijn-Lückers
  • J. Korvinus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord en opzettelijk brand stichten met levensgevaar voor een ander

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met een ander op verzoek van een medeverdachte diens voormalige echtgenote in brand heeft gestoken. Dit leidde tot blijvend ernstig lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar in eerste aanleg, maar het hof heeft deze straf herzien en de verdachte veroordeeld tot 9 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. De feiten zijn als zeer ernstig beoordeeld, gezien de traumatische gevolgen voor het slachtoffer en haar familie. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ernstige verslavingsproblematiek en antisociale trekken vertoont. De advocaat-generaal heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd aan verschillende slachtoffers. De verdachte is ook verplicht om bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast en de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 2200184404
Parketnummer: 0975741903
Datum uitspraak: 8 april 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 april 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 22 oktober 2004 en 25 maart 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader vermeld in het vonnis. Voorts zijn schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot moord.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest, met teruggave van de op de door haar overgelegde Beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander op verzoek van en op aanwijzingen van medeverdachte [naam] diens voormalige echtgenote in brand gestoken, ten gevolge waarvan zij blijvend zeer ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit de zich in het dossier bevindende medische informatie blijkt dat een groot deel van het lichaam van het slachtoffer 2e en 3e graads is verbrand en dat haar luchtwegen beschadigd zijn. Ook is het slachtoffer gedurende een aantal maanden na de brandstichting kunstmatig slapende gehouden.
Uit de foto's in het dossier blijkt de ernst van de gruwelijke verwondingen/verminkingen bij het slachtoffer.
De verdachte heeft geen oog gehad voor de traumatische gevolgen die de brandstichting voor het slachtoffer, haar ouders en kinderen die tevens in de woning aanwezig waren, zou kunnen teweegbrengen. Laatstgenoemden hebben hun dochter respectievelijk hun moeder in brand zien staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt het leed dat het slachtoffer en haar familie is aangedaan. Zij zullen naar verwachting hiervan hun leven lang de psychische gevolgen ondervinden.
Kennelijk heeft de verdachte zich bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten enkel laten leiden door zijn eigen financieel voordeel - teneinde in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien. Deze houding acht het hof bijzonder laakbaar.
Een dergelijke brandstichting - in een woning in een woonwijk met alle gevaren van dien voor personen en goederen in en rondom die woning - is naar het oordeel van het hof voorts een zeer ernstig feit dat grote maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een rapport d.d. 19 december 2003, opgesteld en ondertekend door J.H. Ruijs, GZ-psycholoog, waarin wordt geconcludeerd dat de persoonlijkheid van de verdachte zich kenmerkt door antisociale trekken waarbij hij bij herhaling niet in staat is gebleken zich te conformeren aan maatschappelijke normen. Verder is sprake van een ernstige verslavingsproblematiek. Ten tijde van het begaan van de strafbare feiten is er bij de verdachte geen sprake geweest van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De verdachte dient volledig toerekeningsvatbaar voor de hem tenlastegelegde feiten te worden geacht.
Het hof neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt die tot de zijne.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een voorlichtings-rapport van psycho-medisch centrum Parnassia d.d.
9 oktober 2003, opgesteld en ondertekend door M. Gernler, manager reclassering en P. Walhout, reclasseringswerker.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 maart 2005, meermalen veroordeeld voor het plegen van (weliswaar andere) strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - op een naar het oordeel van het hof oprechte wijze - zijn spijt heeft betuigd aan het slachtoffer en haar kinderen en heeft verklaard alles in het werk te zullen stellen om de immateriële schadevorderingen van de benadeelde partijen te voldoen.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding S. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft S. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 20.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 20.000,-- ten behoeve van het slachtoffer S. [naam].
Vordering tot schadevergoeding Maikel [naam]
In het onderhavige strafproces heeft Maikel [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd, daartoe wettelijk vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Haaglanden, en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immmateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam].
Vordering tot schadevergoeding Mark [naam]
In het onderhavige strafproces heeft Mark [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd, daartoe wettelijk vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Haaglanden, en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam].
Vordering tot schadevergoeding M.A. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft M.A. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam].
Vordering tot schadevergoeding M.M. [naam]
In het onderhavige strafproces heeft M.M. [naam] (gemachtigde mr. B. Tieman) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 1.000,-- als voorschot.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het door het hof toegewezen bedrag terzake van immateriële schade wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam].
Beslag
Ten aanzien van de op de aan dit arrest aangehechte Beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (NEGEN) JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering
en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S. [naam] tot het gevorderde
bedrag van EUR 20.000,-- (twintigduizend euro),
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij S. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog
moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 20.000,-- (twintigduizend euro) ten behoeve van het slachtoffer S. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal
wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 235 (tweehonderdvijfendertig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S. [naam] komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Maikel [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 1.000,-- (duizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Maikel [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- (duizend euro),
ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Maikel [naam] komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Mark [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 1.000,-- (duizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Mark [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Mark [naam] komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde M.A. [naam] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.000,-- (duizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij N.A. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.A. [naam] komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij M.M. [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 1.000,-- (duizend euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat dit bedrag wordt toegewezen bij wijze van voorschot.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van
de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij M.M. [naam] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.000,-- (duizend euro)
ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer M.M. [naam] komt te vervallen voorzover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Gelast de teruggave van 1 telefoontoestel, merk Philips, telefoonnummer [nummer], diverse administratieve bescheiden en 1 trui, kleur zwart, merk FILA aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stoker-Klein, De Bruijn-Lückers en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2005.