ECLI:NL:GHSGR:2005:AT4160

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200650404
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Ritter
  • A. Kramer
  • J. van Gend
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten met messteken door verdachte onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 maart 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, werd beschuldigd van twee ernstige geweldsdelicten waarbij hij zijn slachtoffers met messteken verwondde. De feiten vonden plaats op één dag, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol handelde. Het hof oordeelde dat het enkel aan het toeval te danken was dat de slachtoffers niet dodelijk zijn getroffen.

De verdachte was eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf door de rechtbank, maar ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor poging tot doodslag. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholprobleem. De verdediging had een beroep gedaan op noodweer, maar het hof verwierp dit argument, aangezien de verdachte zelf de confrontatie had gezocht.

De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

rolnummer 22-006504-04
parketnummer 09-037483-04
datum uitspraak 23 maart 2005
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank te
's-Gravenhage van 18 oktober 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Locatie Penitentiair Complex Scheveningen Unit 2, te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 maart 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 (poging tot moord) en 2 (poging tot doodslag) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
De verdediging heeft voor het eerst in hoger beroep gesteld dat de verdachte zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt op gronden als weergegeven in de door de raadsman overgelegde en aan het proces-verbaal van deze terechtzitting gehechte pleitnotitie.
Naar het oordeel van het hof is zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde niet aannemelijk geworden dat er op enig moment sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht door de slachtoffers. In beide gevallen is het de verdachte geweest die gewapend met een of meer messen bewust de confrontatie heeft gezocht en tot de aanval is overgegaan. Onder deze omstandigheden kan er geen sprake zijn van noodweer dan wel noodweer-exces zodat het hof deze thans opgeworpen verweren van noodweer en noodweer-exces verwerpt.
Ook overigens is uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde dan wel van de verdachte uitsluit. Het bewezenverklaarde is strafbaar en de verdachte is strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot het -met verbetering van gronden, te weten het aanvullen van de bewijsmiddelen- bevestigen van het vonnis waarvan beroep.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Nadat hij zich had laten vollopen met alcoholhoudende dranken heeft de verdachte zich op één dag op verschillende tijdstippen schuldig gemaakt aan twee zinloze ernstige geweldsdelicten waarbij hij zijn slachtoffers met messteken ernstig heeft verwond. Hierbij is het slechts aan het toeval te wijten geweest dat hij de slachtoffers niet dodelijk heeft getroffen. Door verdachtes handelen is de rechtsorde geschokt. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft kennisgenomen van een voorlichtinglichtingsrapport van psycho-medisch centrum Parnassia d.d. 13 september 2004 betreffende de verdachte, opgemaakt en ondertekend door M. Gernler, manager reclassering, en P.P. Meilink, reclasseringswerker. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de verdachte een alcoholprobleem heeft, hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is bevestigd. De reclassering onthoudt zich verder van een strafadvies.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 februari 2005 is hij niet eerder in Nederland -waar hij ten tijde van de onderhavige feiten enkele weken verbleef- veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Het hof heeft voorts acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Landelijk Strafregister van het arrondissementsparket te Wloclawek d.d. 13 september 2004 waaruit blijkt dat de verdachte in Polen in het verleden vaker met politie en justitie in aanraking is geweest.
Ondanks dat de verdachte -anders dan de beslissing van de eerste rechter en de vordering van de advocaat-generaal- terzake van het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld terzake van poging tot doodslag in plaats van poging tot moord is het hof van oordeel dat het dientengevolge opleggen van een lagere straf dan de door de eerste rechter opgelegde en in de thans door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden. Het is op deze grond dat het hof in dit opzicht een zwaardere straf zal opleggen.
Het hof is -alles overwegende- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 8 en 9 vermelde voorwerpen, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, zullen worden verbeurd verklaard, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3, 4, 5 en 10 vermelde voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIJF (5) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 8 en 9 vermelde voorwerpen, te weten een rood keukenmes en een zwart keukenmes.
Gelast de teruggave van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3, 4, 5 en 10 vermelde voorwerpen, te weten een paar witte schoenen, een blauwe broek, een grijs shirt, vier stuks zwart beddegoed, een witte sok en een mouwloos shirt aan de verdachte.
Gelast de bewaring van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 6 en 7 vermelde voorwerpen, te weten een meerkleurig shirt maat L met het opschrift 'South Sea' en een witte handdoek ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Kramer en Van Gend, in bijzijn van de griffier mr. Van den Haak.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 maart 2005.