rolnummer Hoge Raad 0058104
nummer Hof Amsterdam 2300447202
parketnummer 1503544301
ad informandum 1503544301
datum uitspraak 15 april 2005
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 14 november 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2005.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken, en ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 16 oktober 2003 het vonnis waarvan beroep bevestigd.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof te Amsterdam onbeperkt beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 30 november 2004 voormeld arrest vernietigd wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging en heeft de zaak naar dit gerechtshof verwezen teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De benadeelde partij J.J. [naam1], [adres], heeft zich, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 30 november 2004 strekt de daarbij uitgesproken vernietiging zich niet uit tot de bij de door het Hof Amsterdam gegeven beslissing ten aanzien van het aan de verdachte onder 2 primair en 3 tenlastegelegde. Het onder 2 primair tenlastegelegde is - gezien de daarvoor gegeven vrijspraak - niet aan het oordeel van dit hof onderworpen. Het onder 3 primair tenlastegelegde is voor wat betreft de bewezenverklaring door de Hoge Raad in stand gelaten en mitsdien niet meer aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Met betrekking tot de onder 4 primair tenlastegelegde inbraken is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting noch uit de in het dossier bevindende bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte, al dan niet met een of meer anderen, deze feiten heeft begaan. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- moet worden vrijgesproken.
Voorts overweegt het hof met betrekking tot de onder 1 primair tenlastegelegde inbraken, nader aangeduid als de incidenten 4, 8, 19 en 23, dat het de verdachte van die feiten (derhalve partieel) overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal vrijspreken, nu het hof niet heeft kunnen vaststellen dat de verdachte, al dan niet met een ander of anderen, deze feiten heeft begaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 subsidiair bewezenverklaarde:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft (blijkens de schriftelijke aantekeningen requisitoir) geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, vrijspraak van het onder 4 primair tenlastegelegde en veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en zijn schriftelijke aantekeningen requisitoir ter zitting overgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Nu de Hoge Raad de bestreden uitspraak met betrekking tot de strafoplegging heeft vernietigd, dient het hof thans bij de strafbepaling het onder 3 primair bewezen-verklaarde (diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd), alsmede het ad informandum gevoegde feit te betrekken. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 januari 2004 (LJN: AN8240), zal het hof één straf voor alle feiten opleggen.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een kleine vier maanden bij een tiental woningen ingebroken, waarbij hij het vooral gemunt had op geld, bankpassen, mobiele telefoons en elektronica. Voorts is bij de verdachte een zeer omvangrijke hoeveelheid gestolen goederen aangetroffen, door middel van woninginbraken verkregen, terwijl de verdachte wist dat die spullen door anderen gestolen waren. Naar eigen zeggen lagen die goederen in verdachtes huis, zodat deze aan anderen werden of konden worden verkocht.
Zowel woninginbraken als heling van gestolen goederen zijn ernstige feiten. Woninginbraken brengen naast financiële schade en hinder veelal forse gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade bij de benadeelden teweeg. Heling maakt het plegen van diefstallen en inbraken lucratief en houdt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 februari 2005, meermalen ter zake van vermogensdelicten tot forse vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Met betrekking tot het ad informandum gevoegde feit overweegt het hof het volgende. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg erkend, dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan een ander, niet tenlastegelegd feit. Dit feit is door het openbaar ministerie onder parketnummer 1503544301 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.Het hof heeft op dit feit acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte terzake van dat feit niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
Het hof is gezien al het voorgaande van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft J.L.M. [naam2], [adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde (incident 5) tot een bedrag van [EUR] 830,69 (destijds fl. 1.830,60). In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en volledig toegewezen bedrag.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het als incident 5 ten laste van de verdachte onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij, die overigens door de verdediging niet is betwist, zal derhalve - met proceskosten, gesteld op nihil - worden toegewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van [EUR] 830,69 ten behoeve van het slachtoffer heeft[adres]]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311 (oud) en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte terzake van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 subsidiair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij J.L.M. [naam2], [adres], tot een bedrag van EUR 830,69 (achthonderddertig euro en negenenzestig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 830,69 (achthonderddertig euro en negenenzestig cent) ten behoeve van het slachtoffer J.L.M. [naam2], [adres], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 16 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer J.L.M. [naam2], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Mos-Verstraten, Fonteijn-van der Meulen en Abels,
in bijzijn van de griffier mr. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2005.