ECLI:NL:GHSGR:2005:AT7522

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1639
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.H. de Wild
  • A.A. Schuering
  • M.H. van Coeverden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minitrage als alternatieve geschillenbeslechting en terugverwijzing naar de rechtbank

In deze zaak heeft [werknemer] op 1 februari 2002 een arbeidsovereenkomst gesloten met HOLLAND TRADING ZAVOBI B.V. (hierna: Zavobi). Na het indienen van verschillende vorderingen op basis van deze overeenkomst, heeft de rechtbank [werknemer] niet ontvankelijk verklaard, omdat zij van mening was dat er een overeenkomst tot arbitrage bestond op basis van artikel 16 van de arbeidsovereenkomst. Dit artikel verwees naar het minitrage reglement van het Nederlandse arbitrage Instituut voor geschillen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst.

[werknemer] is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen, aangezien deze niet in geschil zijn. In het hoger beroep heeft [werknemer] aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake was van een arbitrageovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat het minitrage reglement geen arbitrage betreft, maar een vorm van alternatieve geschillenbeslechting. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd was om de zaak op deze grond niet ontvankelijk te verklaren.

Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank te Dordrecht voor verdere afdoening. Tevens is Zavobi veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.167,20, inclusief verschotten en salaris van de procureur. Deze uitspraak is gedaan op 1 april 2005 door de negende civiele kamer van het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Uitspraak

Uitspraak: 1 april 2005
Rolnummer: 03/1639
Rolnr. rechtbank: 118179 CV EXPL 03-1069
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Werknemer],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [werknemer],
procureur: mr. E. Grabandt,
tegen
HOLLAND TRADING ZAVOBI B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Zavobi,
procureur: mr. H.J.A. Knijff.
Het geding
Bij exploot van 17 november 2003 is [werknemer] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 augustus 2003, door de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, gewezen tussen partijen.
Bij memorie van grieven heeft [werknemer] onder overlegging van één productie één grief tegen het vonnis aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft Zavobi de grief bestreden.
Tenslotte hebben partijen de processtukken gefourneerd en arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 1 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het gaat, kort samengevat, om het volgende. [werknemer] heeft op 1 februari 2002 een schriftelijke arbeidsovereenkomst met Zavobi gesloten. [werknemer] heeft op basis van deze arbeidsovereenkomst een aantal vorderingen ingesteld. Artikel 16 van de arbeidsovereenkomst luidt:
"Partijen komen ten aanzien van alle geschillen, welke mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige arbeidsovereenkomst, dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, overeen deze geschillen te behandelen overeenkomstig het minitrage reglement van het Nederlandse arbitrage Instituut. ..."
De rechtbank heeft [werknemer] op grond van deze bepaling niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. Hiertegen is [werknemer] in hoger beroep gekomen.
3. In de grief voert [werknemer] aan dat de rechtbank hem ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn vorderingen.
4. De grief is gegrond. Uit het door [werknemer] overgelegde Minitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut blijkt dat minitrage een vorm van alternatieve geschillenbeslechting is en geen arbitrage. Op een dergelijke vorm van alternatieve geschillenbeslechting is art. 1022 lid 1 Rv. niet van toepassing. Dit betekent dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
5. Het bestreden vonnis is een eindvonnis. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 7-5-1993, NJ 1993,655) lijdt de regel dat door het hoger beroep tegen een einduitspraak in beginsel de gehele zaak, zoals zij voor de eerste rechter diende, naar de appèlrechter wordt overgebracht ter beslissing door deze en dat deze zich niet deels aan deze hem opgedragen taak mag onttrekken door een gedeelte van de beslissing van het aan zijn oordeel onderworpene over te laten aan de rechter die zijn oordeel over de zaak reeds heeft gegeven, uitzondering in gevallen waarin de appèlrechter een uitspraak van de rechter in eerste aanleg vernietigt waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard van het geschil kennis te nemen, hetzij wegens ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter, hetzij op grond van het bepaalde in art. 1022 Rv., hetzij uit hoofde van het onderwerp van het geschil. In een zodanig geval dient de zaak naar de rechter in eerste aanleg te worden verwezen, tenzij beide partijen te kennen hebben gegeven dat zij afdoening door de appèlrechter verlangen.
6. De rechtbank heeft [werknemer] niet ontvankelijk verklaard. Uit de motivering van het bestreden vonnis blijkt dat de rechtbank van oordeel was dat over het geschil een overeenkomst tot arbitrage is gesloten. Art. 1022 lid 1 Rv. bepaalt dat de rechter, als tijdig een beroep op de overeenkomst tot arbitrage is gedaan, zich onbevoegd verklaart. Het hof zal daarom op dezelfde wijze handelen als zij zou hebben gedaan als de rechtbank zich onbevoegd zou hebben verklaard. Partijen hebben niet te kennen gegeven dat zij verlangen dat de hoofdzaak door het hof wordt afgedaan. Het hof zal de zaak terugverwijzen naar de rechtbank ter verdere afdoening van de zaak.
7. Het hof zal Zavobi als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, van 21 augustus 2003;
verwijst de zaak terug naar de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, ter verdere afdoening;
veroordeelt Zavobi in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [werknemer] begroot op € 1.167,20,-, waarvan € 273,20,- aan verschotten en € 894,- aan salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.H. de Wild, A.A. Schuering en M.H. van Coeverden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2005 in aanwezigheid van de griffier.