ECLI:NL:GHSGR:2005:AT8085

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200776304
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Horstink
  • A. Zandbergen
  • J. Schaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in drukke straat met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag, waarbij hij met een volautomatisch vuurwapen kogels heeft afgevuurd op een slachtoffer, wat resulteerde in ernstig letsel. Ook een voorbijganger raakte gewond. Het hof oordeelde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de voorbedachte rade niet kon worden onderschreven. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan poging tot doodslag en wapenbezit. Het hof benadrukte de ernst van de feiten, gepleegd in een drukke straat, en de impact op de rechtsorde en de gevoelens van onveiligheid bij de burgers. De verdachte ontkende zijn daden en toonde geen inzicht in de ernst van zijn handelen, wat leidde tot de vrees voor herhaling. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twaalf jaren geëist, en het hof volgde deze eis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met bedragen van € 15.482,11 en € 1.839,36. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, maar bevestigde de veroordeling voor de andere feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-007763-04
Parketnummer: 10-040105-04
Datum uitspraak: 16 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 6 december 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
[gebooortedatum en -plaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Locatie Zoetermeer te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 juni 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals aangegeven in het betreffende vonnis, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen een en ander als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en over-tuigend bewezen de aan de verdachte onder 1 (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord, nu het hof
-op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep- vaststellingen van de eerste rechter, die zijn gebezigd voor het bewijs van "de voorbedachten rade", niet kan onderschrijven, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 (impliciet subsidiair) tenlaste-gelegde poging tot doodslag en het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft met het enkele doel om [slachtof[persoon] om het leven te brengen, met een automatisch wapen kogels afgevuurd op die [persoon], waarbij een willekeurige voorbijganger door de rondvliegende kogels is geraakt, zodat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde oplevert:
De voortgezette handeling van:
Poging tot doodslag,
en,
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van poging tot moord sub 1 en terzake van poging tot doodslag sub 2 primair en terzake van het onder 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] om het leven te brengen, door met een (vol-automatisch) vuurwapen kogels af te vuren op het slachtoffer. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft hierdoor zeer ernstig, onherstelbaar letsel opgelopen. Ook een willekeurige voorbijganger is daarbij gewond geraakt. Het is slechts aan het toeval te wijten geweest, dat de verdachte de slachtoffers niet dodelijk heeft verwond.
Naast de ernstige gevolgen voor de slachtoffers schokken delicten als de onderhavige, gepleegd op klaarlichte dag in een drukbezochte straat, de rechtsorde en brengen bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Verder heeft de verdachte een wapen en munitie voorhanden gehad zoals bewezenverklaard. Gezien in het licht van het voorgaande en het toenemend vuurwapengebruik dient tegen een dergelijk handelen van verdachte, dat volstrekt onaanvaardbaar is, streng te worden opgetreden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 mei 2005, eerder is veroordeeld voor het plegen van agressieve delicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Nu de verdachte is blijven ontkennen hetgeen als voormeld onder 1 en 2 is bewezenverklaard, getuigt hij niet van inzicht in het volstrekt verwerpelijke van zijn handelen, zodat voor herhaling daarvan valt te vrezen.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het thans bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal mede op basis van poging tot moord gevorderde straf.
Het is op grond van het voorgaande dat het hof, gelet op het bewezenverklaarde en de kwalificatie van de bewezen-verklaarde feiten sub 1 en 2, alsmede gelet op de generale en speciale preventie, komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf als zijnde passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft mr P.J. Silvis, advocaat te Schiedam, zich als gemachtigde van de benadeelde partij [slachtoffer] gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van in totaal € 15.482,11.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.482,11 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlaste-gelegde tot een bedrag van in totaal € 1.839,36.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.839,36 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 56, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 (impliciet subsidiair) tenlastegelegde poging tot doodslag en het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van € 15.482,11 (vijftienduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en elf cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.482,11 (vijftienduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en elf cent) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 210 (tweehonderdtien) dagen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot het gevorderde bedrag van € 1.839,36 (duizend achthonderdnegenendertig euro en zesendertig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.839,36 (duizend achthonderdnegenendertig euro en zesendertig cent) ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer2], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 36 (zesendertig) dagen.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mrs Horstink, Zandbergen en Schaar, in bijzijn van de griffier mr Prinsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juni 2005.