ECLI:NL:GHSGR:2005:AT9502

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1259-M-04
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Duindam
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met een meerderjarige geestelijk gehandicapte zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn meerderjarige geestelijk gehandicapte zoon. De vader had op 29 december 2004 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Middelburg, die zijn verzoek om een omgangsregeling had afgewezen. De moeder, die als mentor van de zoon was benoemd, voerde verweer en diende een incidenteel appel in. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2005 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De rechtbank had het verzoek van de vader ontvankelijk verklaard, maar de moeder betwistte dit en stelde dat artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek enkel van toepassing is op minderjarige kinderen. Het hof oordeelde dat de moeder gelijk had en dat de vader niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in zijn verzoek. Het hof benadrukte dat artikel 377 van het Burgerlijk Wetboek geen mogelijkheid biedt voor omgang met een meerderjarig kind, ongeacht het geestelijk niveau van het kind. De moeder, als mentor, is verantwoordelijk voor de belangen van de zoon en kan bezwaar maken tegen omgang. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een omgangsregeling.

Uitspraak

Uitspraak : 13 juli 2005
Rekestnummer : 1259-M-04
Rekestnr. rechtbank : 781/04
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens inciden-teel verweer-der, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats]
verweerster, tevens inciden-teel verzoe-kster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Taekema.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 29 december 2004 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 29 september 2004.
De moeder heeft op 3 mei 2005 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appèl ingediend.
De vader heeft op 25 mei 2005 een verweerschrift op het incidenteel appèl ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 11 mei 2005 en 27 mei 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Op 22 juni 2005 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.D. Touw , en de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.E.S. de Rechter. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - het volgende vast.
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen is g[kind]n:
[kind], geboren op [geboortedatum], doch geestelijk en lichamelijk gehandicapt en functionerend op het niveau van een driejarig kind, verder: [kind].
[kind] woont bij de moeder en gaat naar de dagopvang in Terneuzen. De moeder is bij beschikking van de Kantonrechter te Terneuzen van 7 november 2001 benoemd tot mentor van [kind].
Bij verzoekschrift van 29 juni 2004 heeft de vader de rechtbank te Middelburg, civiele sector, onder meer verzocht een omgangsregeling tussen hem en [kind] vast te stellen. De moeder heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer het inleidende verzoek afgewezen.
BEOORDELING VAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
1. De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn meerderjarige geestelijk gehandicapte zoon ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat vaststaat, dat [kind] vanwege zijn verstandelijke handicap de ontwikkelingsleeftijd van een kind van drie jaar heeft en derhalve ook belang heeft bij de behandeling van het verzoek door de rechtbank, zodat zijn zwaarwegende belangen gewaarborgd zullen worden. Daartegen is het incidentele beroep van de moeder gericht. Zij verzet zich ertegen, dat art. 1:377a BW analoog wordt toegepast bij het verzoek van een ouder om omgang met een meerderjarig kind. De moeder stelt dat dit wetsartikel enkel ziet op de omgang van een ouder met minderjarige kinderen, zodat de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, en verzoekt in zoverre vernietiging van de bestreden beschikking. De vader verzet zich hiertegen.
2. Het hof is van oordeel, dat de incidentele grief van de moeder doel treft. Artikel 377 boek 1 BW biedt geen ingang voor verzoeker om omgang met zijn meerderjarig kind te bewerkstelligen, ongeacht op welk geestelijk niveau de meerderjarige zich bevindt. In haar hoedanigheid van mentor over [kind] waakt de moeder over diens belangen en is zij bevoegd bezwaar te maken tegen omgang tussen de vader en [kind]. Zou zij haar taak als mentor niet naar behoren verrichten, dan dient de vader zich te wenden tot de kantonrechter te Terneuzen. Het hof is derhalve van oordeel dat de rechtbank te Middelburg de vader niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn inleidend verzoek om een omgangsregeling met [kind]. In zoverre dient de bestreden beschikking te worden vernietigd.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE HOGER BEROEP EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Uit het voorgaande volgt, dat het hof niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het principale hoger beroep van de vader en het incidentele hoger beroep van de moeder.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de vader ontvankelijk is verklaard in zijn inleidend verzoek betreffende een omgangsregeling tussen hemzelf en zijn meerderjarige geestelijk en lichamelijk gehandicapte zoon [kind] en in zover-re opnieuw beschik-kende:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn inleidend verzoek om een omgangsregeling met [kind].
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Duindam en Van Leuven, bijge-staan door mr. Arnbak-d’Aulnis de Bourouill als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 13 juli 2005.