ECLI:NL:GHSGR:2005:AU0180

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200575704
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met eerwraak als motief

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met een mededader een poging tot moord heeft gepleegd op een slachtoffer. De achtergrond van deze poging tot moord ligt in de relatie tussen de kleindochter van de verdachte en het slachtoffer, die problematisch was vanwege een eerdere verloofde van de kleindochter in Turkije. De ontdekking van deze relatie leidde tot grote consternatie binnen de familie van de verdachte, die op basis van eerwraak besloot dat de dood van het slachtoffer geëist werd. Het hof oordeelt dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof legt daarom een zwaardere straf op, waarbij het benadrukt dat een poging tot moord een ernstige aantasting van het leven van een persoon is en onnoemelijk leed voor de nabestaanden met zich meebrengt. Het hof stelt dat er geen misverstand over mag bestaan dat dergelijk misdadig handelen zeer strenge bestraffing vereist. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig heeft bevonden aan het onder 1 primair tenlastegelegde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005757-04
Parketnummer: 11-005646-03
Datum uitspraak: 23 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 24 juni 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 juni 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de dagvaarding nietig verklaard voor zover het betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en is de verdachte van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en is het bevel voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft tezamen en in vereniging met [mededader] een poging tot moord begaan op [naam slachtoffer]. De achtergrond van dit misdrijf is gelegen in het feit dat de kleindochter van verdachte, te weten [naam kleindochter], al geruime tijd een liefdesrelatie had met deze [naam slachtoffer], terwijl zij reeds verloofd was met een in Turkije verblijvende man.
Het bekend worden van de relatie tussen [naam kleindochter] en [naam slachtoffer] heeft geleid tot grote consternatie binnen de schoonfamilie van de verdachte en tot het besluit - op aanwijzing van de verdachte, - dat de familie-eer de dood van [naam slachtoffer] eiste.
Een poging tot moord is een aantasting van het hoogste goed dat een mens bezit, namelijk zijn leven, en brengt - indien voltooid - onnoemelijk leed voor de nabestaanden met zich mee. Bovendien impliceert dit misdrijf in het onderhavige geval, nu het is opgezet en aangekleed met eerwraak als motief, een miskenning van het recht van de volwassen dochter [naam kleindochter] en het slachtoffer om hun leven in te richten op de wijze die zij verkiezen. Er mag naar naar het oordeel van het hof geen misverstand over bestaan dat een aldus geïnspireerd misdadig handelen zeer strenge bestraffing vereist.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Verheij, G.P.A. Aler en H.W.J. de Groot, in bijzijn van de griffier
mr. B.Y. de Boer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2005.