ECLI:NL:GHSGR:2005:AU0188

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/189
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.E. In’t Velt-Meijer
  • C.G. Beyer-Lazonder
  • M.H. van Coeverden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzoek tot benoeming van een deskundige in huurprijszaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verhuurder] tegen de beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 16 december 2004. [huurder] had een verzoek ingediend om een deskundige te benoemen op grond van artikel 7:304 lid 2 BW, omdat zij van mening was dat de huurprijs niet meer in lijn was met het geldende huurniveau en te hoog was. De rechtbank had Frisia Makelaardij B.V. benoemd tot deskundige, wat door [verhuurder] werd betwist. [verhuurder] stelde dat de huurovereenkomst telkens was verlengd voor een periode van vijf jaren, waardoor artikel 7:303 lid 1 sub a BW van toepassing zou zijn en een verzoek tot aanpassing van de huur pas na afloop van de huidige periode kon worden gedaan.

Het hof overweegt dat de wetsgeschiedenis van artikel 7:303 BW bepaalt dat onder "de overeengekomen duur" de aanvankelijk overeengekomen duur moet worden verstaan, ongeacht eventuele verlengingsmogelijkheden. Het hof concludeert dat de overeenkomst niet op de juiste wijze was verlengd, omdat [huurder] niet expliciet had aangegeven de overeenkomst te willen verlengen. Hierdoor is het hof van oordeel dat [huurder] ontvankelijk is in haar verzoek tot benoeming van een deskundige. De eerste drie grieven van [verhuurder] worden verworpen.

De vierde grief, die betrekking heeft op een bepaling in de huurovereenkomst die stelt dat de huurprijs niet neerwaarts kan worden aangepast, wordt eveneens verworpen. Het hof stelt dat op grond van artikel 7:291 BW niet ten nadele van de huurder van artikel 7:303 BW kan worden afgeweken. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en [verhuurder] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak: 24 juni 2005
Rekestnummer: R 05/189
Repnr. rechtbank: 448920/04-52438
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van
[VERHUURDER],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna te noemen: [verhuurder],
procureur: mr. H.J.A. Knijff,
tegen
[HUURDER],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [huurder],
procureur: mr. F.J. Vos.
Het geding
Bij op 9 februari 2005 ter griffie van dit hof ingekomen beroepschrift is [verhuurder] in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 december 2004 door de rechtbank te ‘s-Gravenhage, sector kanton, locatie ‘s-Gravenhage, gegeven tussen [huurder] als verzoekster en [verhuurder] B.V. als verweerster. Daarbij heeft [verhuurder] vier grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd. [huurder] heeft een verweerschrift ingediend. Ter zitting van dit hof van 17 juni 2005 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten nader doen toelichten, [verhuurder] door mr. M. Visser, advocaat te Amsterdam en [huurder] door haar procureur.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[huurder] heeft met [verhuurder] een huurovereenkomst gesloten, ingaande 15 juli 1991 met betrekking tot het winkelpand aan de Fahrenheitstraat 519 te ‘s-Gravenhage.
De huurovereenkomst bepaalt voor wat de duur betreft het volgende:
“Artikel 2 – de huurtijd.
1. Deze huur en verhuur zijn aangegaan voor de tijd van vijf jaren, ingaande 15 juli 1991 en lopend tot 15 juli 1996.
2. Indien niet met inachtneming van een termijn van twaalf maanden, derhalve voor of op 15 juli 1995 door huurder een huuropzegging per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst c.q. deurwaardersexploit heeft plaatsgehad, wordt deze huurovereenkomst verlengd voor de tijd van vijf jaar, dus tot 15 juli 2001. Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst eventueel verlengd met telkens termijnen van vijf jaar op overeenkomstige wijze.”
2. [huurder] heeft bij op 19 oktober 2004 bij de griffie van de rechtbank ingekomen verzoekschrift verzocht om op grond van het bepaalde in artikel 7: 304 lid 2 BW een deskundige te benoemen, aangezien zij van oordeel was dat de huur niet meer aansloot bij het geldende huurniveau ter plaatse en veel te hoog was.
3. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking Frisia Makelaardij B.V. benoemd tot deskundige. De rechtbank heeft daarbij het verweer van [verhuurder], dat een verzoek tot nadere huurprijsvaststelling pas medio 2006 kan plaatsvinden, verworpen.
4. De eerste drie grieven richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het verzoek van [huurder] is gebaseerd op en toewijsbaar is krachtens artikel 7:303 lid 1 sub b B.W en ontvankelijk is en lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
[verhuurder] voert aan, dat de huurovereenkomst telkens is verlengd voor een periode van vijf jaren, dat dus sprake is van een bepaalde duur en dat artikel 7:303 lid sub a BW van toepassing is. Het verzoek tot aanpassing van de huur kan ingevolge dat artikel pas worden gedaan na afloop van de thans lopende periode van vijf jaar.
5. Het hof overweegt als volgt. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 7:303 BWmoet onder “de overeengekomen duur” in lid 1 sub a van dat artikel worden verstaan: de aanvankelijk overeengekomen duur, ongeacht de eventuele mogelijkheid van verlenging door gebruikmaking van een optie. De onderhavige overeenkomst is niet verlengd doordat [huurder] zich tegenover de [verhuurder] erover heeft uitgesproken dat zij de overeenkomst wilde verlengen, zoals bij het gebruikmaken van een optie het geval is, doch telkens stilzwijgend verlengd. Een redelijke wetsuitleg brengt naar het oordeel van het hof mee, dat in dit geval onder “de overeengekomen duur” eveneens moet worden verstaan de aanvankelijk overeengekomen duur van vijf jaren.
Dat betekent dat in dit geval het bepaalde in lid 1 sub b van genoemd artikel van toepassing is, zodat [huurder] ontvankelijk is haar verzoek tot benoeming van een deskundige en dat de eerste drie grieven geen doel treffen.
6. De vierde grief klaagt erover dat de rechtbank is voorbijgegaan aan het beroep van [verhuurder] op artikel 4 van de huurovereenkomst, waarin staat dat de huurprijs nimmer neerwaarts kan worden aangepast.
7. Ook deze grief slaagt niet, reeds omdat op grond van artikel 7:291 BW niet ten nadele van de huurder van (onder meer) artikel 7:303 BW kan worden afgeweken. Dat artikel 4 van de huurovereenkomst door de rechter zou zijn goedgekeurd is gesteld noch gebleken.
8. Nu de grieven falen, dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd. [verhuurder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 16 december 2004, gegeven tussen partijen;
- veroordeelt [verhuurder] in de kosten van het hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van [huurder] bepaald op € 291,= aan verschotten en op € 1.789,= aan salaris voor de procureur.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.E. In’t Velt-Meijer, C.G. Beyer-Lazonder en M.H. van Coeverden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2005 in aanwezigheid van de griffier.