ECLI:NL:GHSGR:2005:AU1137

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-03/03708
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Loen
  • M. Sanders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten bezwaarfase en gewicht van de zaak in belastingrecht

Op 29 april 2005 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van belanghebbende X tegen de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de vergoeding van kosten in de bezwaarfase van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001. Belanghebbende had een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven van € 25.752 en verzocht om vermindering ter voorkoming van dubbele belasting vanwege een in Frankrijk gelegen woning. De Inspecteur had de waarde van deze woning echter verkeerd vastgesteld, wat leidde tot een onjuiste belastingvermindering.

Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de kostenvergoeding vastgesteld op € 80,50, met een gewicht van 0,5. Belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat de kostenvergoeding ten minste € 161 moest zijn, uitgaande van een gemiddeld gewicht van 1. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet kon volhouden dat het gewicht van de zaak lager dan gemiddeld moest zijn, aangezien belanghebbende ook zonder rechtsmiddelen de aanslag had kunnen laten verminderen.

Het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur voor wat betreft de kostenvergoeding en stelde deze vast op € 161. Tevens werd de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden, en werd het griffierecht van € 31 aan belanghebbende toegewezen. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
elfde enkelvoudige belastingkamer
29 april 2005
nummer BK-03/03708
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/P, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 15 april 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende A, gemachtigde, alsmede namens de Inspecteur B.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep voor zover dit betreft de vergoeding van de kosten van het bezwaar en handhaaft de uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op ? 161;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast de Staat der Nederlanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 31 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende heeft aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001. In deze aangifte heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven van ? 25.752. Voorts is in de aangifte vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verzocht vanwege een tot het vermogen van belanghebbende behorende in Frankrijk gelegen woning met en waarde van ? 27.227. Dit zou volgens de berekening van de gemachtigde van belanghebbende resulteren in een belastingvermindering van ? 318. Bij de vaststelling van de aanslag door de Inspecteur, is de waarde van de woning per abuis vastgesteld op ? 385. Dit resulteerde in een belastingvermindering van ? 5.
1. Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen de aanslag en heeft daarbij verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag overeenkomstig het bezwaar verminderd. De Inspecteur heeft het bedrag van de kostenvergoeding op de voet van artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht vastgesteld op ? 80,50, waarbij hij aan de zaak een gewicht van 0,5 heeft toegekend.
3. Belanghebbende komt op tegen de vaststelling van de kostenvergoeding en stelt dat deze ten minste dient te worden gesteld op ? 161, uitgaande van een gemiddeld gewicht en dus factor 1.
4. De Inspecteur heeft dit standpunt bestreden. Hij heeft hierbij aangevoerd dat de aanslag weliswaar als gevolg van een (simpele) fout van de belastingdienst te hoog is vastgesteld, maar dat belanghebbende dit eenvoudig had kunnen oplossen door te bellen naar de belastingdienst, waarna de aanslag ambtshalve zou zijn verminderd.
5. Het Hof kan de Inspecteur in zijn standpunt niet volgen. Het gewicht van de zaak dient niet op een lagere factor dan het gemiddelde van 1 worden gesteld om de reden dat belanghebbende ook zonder gebruik van de voor hem openstaande rechtsmiddelen - en dus ook zonder de daarbij behorende rechtsbescherming - vermindering van de aanslag zou hebben kunnen bewerkstelligen, wat er ook zij van de door belanghebbende gemotiveerd bestreden stelling van de Inspecteur dat dit eenvoudig zou hebben gekund. Ook de stelling van de Inspecteur dat het gaat om een simpele fout, welke overigens - zo heeft de Inspecteur ter zitting erkend - het gevolg is van de keuze voor een verregaande geautomatiseerde en administratieve wijze van afdoening van aangiften door de belastingdienst, kan evenmin leiden tot het oordeel dat reden is om af te wijken van het gemiddelde gewicht dat aan een zaak kan worden toegekend.
1. Uit het vorenstaande volgt dat het gelijk aan belanghebbende is en dat de vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage dient te worden vastgesteld op ? 161 (1 punt x ? 161 x 1 (gewicht van de zaak).
7. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Sanders. De beslissing is op 29 april 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Loen)
(Sanders)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-00/03708 blz. 4/4