ECLI:NL:GHSGR:2005:AU1181

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200173104
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wurzer
  • G. Gerritzen
  • A. van der Putten-Göbbels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne vanuit Venezuela en de rol van de verdachte

Op 18 juli 2005 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne vanuit Venezuela per schip, genaamd 'Sibonina'. De verdachte was op een vals paspoort Nederland binnengekomen en speelde een significante rol bij het lossen van de cocaïne, wat onderdeel uitmaakte van de import. Het hof overwoog dat de ernst van het bewezen feit, dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, de volksgezondheid ernstig bedreigt en leidt tot vermogensdelicten onder gebruikers. De verdachte had enkel financieel gewin voor ogen, gezien de aanzienlijke waarde van de ingevoerde partij.

Het hof oordeelde dat het tijdsverloop sinds het vonnis in eerste aanleg geen strafverminderende omstandigheid opleverde. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, en het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, omdat het zich daar niet mee verenigde. De bewezenverklaring werd bevestigd, en het hof verklaarde de verdachte strafbaar voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling tot een gevangenisstraf van vijf jaar, wat het hof overnam. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001731-04
Parketnummer: 10-000084-03
Datum uitspraak: 18 juli 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 5 april 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 juli 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft het hoger beroep op 8 november 2004 ingetrokken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof merkt hierbij nog op dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het in casu gaat om een voltooide import, en niet om een poging daartoe. De andersluidende stelling van de verdediging berust kennelijk op een onjuiste uitleg van het begrip "binnen Nederland brengen".
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Vanuit Venezuela is per schip "Sibonina" een grote hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht. De verdachte die vanuit Venezuela op een vals paspoort Nederland was binnengereisd, speelde een niet onbelangrijke rol bij deze invoer; hij was - met anderen - betrokken bij het "lossen" van de cocaïne, zulks ter verdere afwikkeling van de import.
Dit delict draagt bij aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
De verdachte heeft daarbij enkel het oog gehad op financieel gewin; de waarde van de ingevoerde partij was aanzienlijk.
Mede gelet op de ernst van het bewezen verklaarde zoals hiervoor tot uitdrukking gebracht levert het tijdsverloop sedert het vonnis in eerste aanleg geen strafverminderende omstandigheid op.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wurzer, Gerritzen en
Van der Putten-Göbbels, in bijzijn van de griffier
Van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juli 2005.