ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2649

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
149-M-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stille
  • J. Labohm
  • M. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en behoefte van minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen van de ouders, die in 2000 zijn gescheiden. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de rechtbank te Middelburg verzocht om de kinderalimentatie met ingang van 1 september 2003 op nihil te stellen, omdat de oudste minderjarige, [kind 2], sinds september 2003 in loondienst werkt en in zijn eigen behoeften kan voorzien. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft dit verzoek bestreden en verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft op 14 september 2005 uitspraak gedaan. Het hof overweegt dat volgens artikel 1:392 lid 2 BW voor het toekennen van kinderalimentatie niet vereist is dat de minderjarige behoeftig is. De vader heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de onderhoudsverplichting van ouders jegens hun minderjarige kinderen niet beïnvloed wordt door de werkelijke behoefte van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat [kind 2] een netto maandinkomen van € 456,- heeft en dat hij hiermee in zijn eigen behoeften kan voorzien. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 september 2003 op nihil wordt gesteld. Tevens heeft het hof bepaald dat de moeder de door de vader teveel betaalde kinderalimentatie niet hoeft terug te betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Uitspraak : 14 september 2005
Rekestnummer : 149-M-05
Rekestnr. rechtbank : 672/04
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E.M.H. Alkemade,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.J.A. Knijff.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 7 februari 2005 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de recht-bank te Middelburg van 22 december 2004.
De moeder heeft op 22 maart 2005 een verweerschrift ingediend.
Op 24 juni 2005 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. C.J. de Wit, advocaat te [woonplaats], en de moeder, bijgestaan door mr. M.J.F. Sul, advo-caat te [woonplaats]. De hierna te noemen min[kind 2]ige [kind 2] heeft schriftelijk zijn mening ten aanzien van de kinderalimentatie kenbaar gemaakt.
Nadien is, volgens afspraak ter zitting, op 30 juni 2005 het volgende stuk bij het hof binnengekomen: een brief van mr. Sul, waarin hij aan[kind 2]dat [kind 2] hem en mr. Knijff heeft gemachtigd om hem in de onderhavige procedure, voor zover die betrekking heeft op de periode na - naar het hof begrijpt: met ingang van - 11 mei 2005, te vertegenwoordigen. De bij de brief gevoegde aanvullende stukken zijn, conform het beleid van het hof, zoals ook neergelegd in het rekestreglement personen- en familierecht, geretourneerd en derhalve niet in behandeling genomen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger be-roep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
Uit het op [datum] door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders is het vol-gende nog minderjar[kind 1]nd geboren:
[kind 1], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 1],
Uit het huwelijk van de ouders is verder geboren de tha[kind 2]rderjarige [kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 2].
[kind 1] en [kind 2] zullen hierna ook wel gezamenlijk genoemd worden: de kinderen.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1], die bij de moeder verblijft.
Bij echtscheidingsconvenant van 28 november 2000 zijn de ouders onder meer overeengekomen dat de vader, zolang de kinderen minderjarig zijn, met ingang van 1 oktober 2000 aan de moeder een kinderalimentatie betaalt van ? 250,- (€ 113,45) per maand per kind, en dat deze alimentatie onderworpen zal zijn aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2002.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 31 januari 2001 heeft de rechtbank te Middelburg be-paald dat de inhoud van het op 28 november 2000 gesloten echtscheidingsconvenant deel uit-maakt van de beschikking.
Op 22 juni 2004 heeft de vader de rechtbank te Middelburg verzocht - met wijziging van de beschikking van 31 januari 2001 - de aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 september 2003 vast te stellen op nihil. Verder heeft hij verzocht de moeder te veroor-delen om aan hem de ten onrechte door haar ontvangen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 2] over de maanden september 2003 tot en met december 2003 terug te betalen. De moeder heeft tegen dit inleidende verzoek verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de alimentatie ten behoeve van [kind 2].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende en uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 30 januari 2001 alsnog te wijzigen in die zin, dat de daarin bepaalde bijdrage ten behoeve van [kind 2] met in-gang van 1 september 2003 op nihil wordt gesteld en dat de moeder wordt veroordeeld om de door haar ten onrechte over de maanden september tot en met december 2003 ontvangen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 2] aan hem terug te betalen. Subsidiair verzoekt de vader te bepalen dat de alimentatie ten behoeve van [kind 2] per 11 mei 2005 op nihil wordt gesteld.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd bestreden. Zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader in zijn aanvullende, subsidiaire verzoek om de alimentatie ten behoeve van [kind 2] per 11 mei 2005 op nihil te stellen, niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen.
Bevoegdheid van de moeder om [kind 2] te vertegenwoordigen na 11 mei 2005
4. Het hof stelt vast dat [kind 2] op 11 mei 2005 meerderjarig is geworden. In zijn brief aan het hof van 29 juni 2005, binnengekomen op 30 juni 2005, geeft mr. Sul aan dat [kind 2] hem en mr. Knijff heeft gemachtigd om hem in de onderhavige procedure, voor zover die betrekking heeft op de periode - naar het hof begrijpt - met ingang van 11 mei 2005, te vertegenwoordigen. Gelet hierop acht het hof de moeder bevoegd om [kind 2] te vertegenwoordigen voor wat betreft de periode met ingang van 11 mei 2005.
Alimentatieverplichting van 1 september 2003 tot 11 mei 2005
5. In zijn eerste grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het feit dat [kind 2] niet langer behoeftig is - hij is vanaf 1 september 2003 werkzaam in loon-dienst - geen invloed heeft op zijn onderhoudsverplichting, dit vanwege het feit dat ouders nu eenmaal een onderhoudsverplichting hebben jegens hun minderjarige kinderen. Naar het oordeel van de vader heeft de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie afgewezen. Onder verwijzing naar een passage uit de parlementaire ge-schiedenis voert hij daartoe aan dat bij het vaststellen van kinderalimentatie ten behoeve van zowel stiefkinderen als eigen kinderen geldt dat rekening dient te worden gehouden met hun daadwerkelijke behoefte, en dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 1:397 lid 1 BW.
6. De moeder betwist de stellingen van de vader. Zij stelt dat artikel 1:397 lid 1 BW een al-gemene regeling betreft die door de inhoud van artikel 1:392 lid 2 BW uitdrukkelijk opzij wordt gezet. Zij stelt dat de door de vader geciteerde passage uit de parlementaire ge-schiedenis slechts betrekking heeft op de onderhoudsverplichting tegenover stiefkinderen en niet op de verplichting tegenover eigen kinderen. De moeder stelt verder dat de vader zich aan de afspraken dient te houden zoals die zijn opgenomen in het tussen de ouders gesloten echtscheidingsconvenant.
7. De grief slaagt. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Uit artikel 1:392 lid 2 BW volgt dat er voor het toekennen van kinderalimentatie niet vereist is dat de minderjarige behoeftig is. De stelling van de moeder dat artikel 1:397 lid 1 BW, inhoudende dat bij het bepalen van de alimentatie enerzijds rekening wordt gehouden met de behoeften van de onderhoudsgerechtigde en anderzijds met de draagkracht van de onderhoudsplichtige, een algemene regeling betreft die door de inhoud van artikel 1:392 lid 2 BW uitdrukkelijk opzij wordt gezet, is onjuist, aangezien bij het bepalen van een bijdrage door de ouders in het levensonderhoud van hun kind, mede bepalend is de behoefte van dat kind. Bij de bepaling van die behoefte mag rekening gehouden worden met hetgeen de minderjarige uit arbeid of vermogen ontvangt.
8. In de onderhavige zaak is tussen ouders in confesso dat [kind 2] vanaf september 2003 in loondienst werkzaam is tegen een netto salaris van ongeveer € 456,- per maand. Het hof is van oordeel dat hij hiermee geheel in zijn eigen behoeften kan voorzien en derhalve gedurende zijn minderjarigheid vanaf dat tijdstip geen behoefte meer had aan een aanvullende kinderalimentatie ten laste van de vader.
Alimentatieverplichting met ingang van 11 mei 2005
9. In zijn tweede grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte de verplichting tot beta-ling van kinderalimentatie niet heeft beëindigd per 11 mei 2005, de datum waarop [kind 2] meerderjarig is geworden. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen, geniet [kind 2] vanaf september 2003 een netto maandinkomen van € 456,-. Niet gesteld of anderszins is het hof gebleken dat zijn behoefte het bedrag van € 456,- overstijgt. Grief 2 treft doel, voorzover de verplichting tot bijdrage van de vader in het levensonderhoud van [kind 2] met het bereiken van diens meerderjarigheid zou voortlopen.
Vordering tot terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie
10. De vader heeft nog gevorderd de moeder te veroordelen om de door haar ten onrechte vanaf september 2003 ontvangen kinderalimentatie aan hem terug te betalen. Voor zover de moeder meer alimentatie heeft ontvangen, dan haar op grond van deze beschikking toekomt, zal het hof gelet op het consumptief karakter ervan, bepalen dat zij het teveel ontvangene niet behoeft terug te betalen.
11. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschik-ken-de:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschik-king van de rechtbank te Middel-burg van 31 januari 2001 - de aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 september 2003 op nihil;
bepaalt dat de moeder de door de vader teveel betaalde kinderalimentatie niet behoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voor-raad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Labohm en Mulder, bijge-staan door mr. Sierk-sma als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 14 september 2005.