2. Feiten
2.1 Op 9 februari 2004 heeft de Inspecteur van belanghebbende de aangifte ontvangen voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Dit heeft ertoe geleid dat voor het jaar 2002 aan belanghebbende een voorlopige aanslag (dagtekening 22 april 2004) is opgelegd.
2.2 Deze aanslag was hoger dan belanghebbende gelet op de ingediende aangifte had verwacht, hetgeen voor haar aanleiding was de gemachtigde om uitleg te vragen. Aangezien de gemachtigde zelf geen plausibele verklaring voor de afwijking kon vinden, heeft hij op 13 mei 2004 telefonisch contact opgenomen met de Belastingdienst waarbij hij heeft gesproken met Q. Q heeft de gemachtigde op dezelfde dag teruggebeld en daarbij te kennen gegeven dat sprake was van een 'invoerfout' door de Belastingdienst, dat hij die fout inmiddels had hersteld en dat van dat herstel kennis zou worden gegeven bij wijze van een ambtshalve vermindering van de voorlopige aanslag.
2.3 Voorts deelde Q op een daartoe strekkend verzoek van de gemachtigde mee dat de Belastingdienst niet bereid was ambtshalve een kostenvergoeding wegens bezwaar toe te kennen.
2.4 Hierop heeft de gemachtigde bij brief van 13 mei 2004 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is op 14 mei 2004 door de Inspecteur ontvangen. Het bezwaarschrift is gemotiveerd, terwijl voorts is verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding van ? 161.
2.5 Blijkens een schriftelijke kennisgeving van 29 mei 2004 is de voorlopige aanslag tot nihil verminderd. Hierbij is expliciet vermeld dat daartegen geen bezwaar of beroep mogelijk is.
2.6 Bij brief van 21 juni 2004 heeft de Inspecteur de gemachtigde het volgende meegedeeld.
"Bij het indienen van uw bezwaar tegen:
de belastingaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002, dagtekening 22 april 2004, aanslagnummer [nummer], t.n.v. X, heeft u verzocht om vergoeding van de kosten die u in verband met de behandeling van dit bezwaar heeft moeten maken.
Om voor deze vergoeding in aanmerking te komen dient het verzoek te worden gedaan voordat op het bezwaar is beslist. Aangezien uw verzoek werd ingediend nadat op het bezwaar is beslist, wordt uw verzoek niet in behandeling genomen. Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud met de heer Q is de aanslag op 13 mei 2004 ambtshalve verminderd.
Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u binnen zes weken na dagtekening van de beslissing op het bezwaarschrift een beroepschrift indien bij het gerechtshof dat op de uitspraak op het bezwaarschrift is vermeld."
2.7 Bij brief van 23 juni 2004 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde - voor zover thans van belang - het volgende te kennen gegeven.
"Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van 22 juni jl. in verband met het dezerzijds afgewezen verzoek om toekenning van een kostenvergoeding betreffende uw cliënte mw. X te Z, deel ik u het volgende mede. (...)
(...)
U heeft te kennen gegeven om de zaak voor te leggen aan de rechter (...). Op de afwijzing van uw verzoek om kostenvergoeding is aangegeven dat u binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kunt indienen bij het Gerechtshof zonder nadere adressering. Het gaat in deze om het Gerechtshof te den Haag, postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Hoewel de vermelding op de kennisgeving en de voorlopige aanslag anders doet vermoeden, kunt u tegen de beslissing om geen kostenvergoeding te verlenen mijns inziens in beroep gaan. U dient de afwijzing van het verzoek om kostenvergoeding te beschouwen als een integrerend onderdeel van de uitspraak (lees in dit geval de kennisgeving van 29 mei 2004). Deze datum is ook van belang voor het hanteren van de zesweken-termijn voor de indiening van een eventueel beroepschrift."
2.8 Op 28 juli 2004 heeft de gemachtigde tegen de beslissing van 21 juni 2004 van de Inspecteur het onderwerpelijke beroepschrift bij het gerechtshof ingediend.