Uitspraak : 28 september 2005
Rolnummer: 04/0318
Rolnr. rb. : HA ZA 02/0673
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
A r r e s t
in de zaak van:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur mr. A. Vijftigschild,
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur mr. E. Kars.
1. Bij exploot van 18 februari 2004 is appellante in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 januari 2004 door de recht-bank te Rotterdam tussen partijen gewezen.
2. Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het be-stre-den vonnis heeft ver-meld.
3. Bij memorie van grieven heeft appellante, hierna ook te noemen: [belanghebbende], vier grie-ven aangevoerd en gevorderd – naar het hof begrijpt – dat het hof genoemd vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
a. in conventie: alsnog de vorderingen van appellante als omschreven in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg zal toewijzen;
in reconventie: alsnog de vorderingen van geïntimeerde als omschreven in de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, en in de conclusies van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, alle in eerste aanleg, zal afwijzen;
b. geïntimeerde zal veroordelen in de kosten in beide instanties.
4. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde, hierna ook te noemen [benadeelde partij], de grie-ven bestreden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, al dan niet onder verbetering van gronden, zal bekrachtigen, met veroordeling van [belanghebbende] in de kosten van beide instanties.
5. Partijen heb-ben op 22 april 2005 hun zaak doen bepleiten, appellante door haar advocate mr E.M. Buijs-van Bemmel aan de hand van een ter zitting overgelegde pleitnotitie en geïntimeerde door zijn advocate mr F.O. Ligeon-Merton. Vervolgens hebben partijen hun procesdossier – waarin de overgelegde pleitnotitie ontbreekt – aan het hof over-ge-legd en arrest gevraagd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld in het bestreden vonnis is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.
2. Partijen zijn in dit hoger beroep verdeeld over de vraag of tussen hen een (mondelinge) overeenkomst tot stand is gekomen terzake van de (wijze van) verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap.
3. Vaststaat dat partijen kort vóór 25 juli 2000 met mr Reuderink, kandidaat-notaris ten kantore van de notarissen Baijer en Overtoom te Berkel en Rodenrijs, besprekingen hebben gevoerd teneinde te komen tot verdeling van de tussen hen – partijen – bestaande gemeenschap.
4. Bij brief van 25 juli 2000 is door of namens genoemde notarissen naar aanleiding van dat gesprek, aan partijen gezonden een ontwerp van de akte houdende verdeling en levering. In dat verband vermeldt die brief
Ik verzoek u vriendelijk de akte goed door te nemen en mij per omgaande te berichten of u akkoord bent met de inhoud van het ontwerp.
Voorts is bij die brief aan partijen verzonden een bijlage in tweevoud met bijbehorende stukken behorende bij de akte van verdeling en levering. In verband daarmee staat in meergenoemde brief
In deze bijlage zijn de afspraken omtrent de verdeling nader omschreven.
Ik verzoek u vriendelijk deze bijlage goed door te nemen en indien u akkoord bent één exemplaar van de bijlage te ondertekenen en aan mij te retourneren.
5. Vaststaat verder dat [belanghebbende] niet aan de notaris heeft bericht akkoord te zijn met het ontwerp van de akte, noch de bijlage voor akkoord heeft getekend. [belanghebbende] stelt in haar toelichting op de eerste grief op grond daarvan niet gebonden te zijn aan de inhoud van het ontwerp van de akte en van de bijlage.
6. Bij brief van 2 april 2001 heeft voornoemde kandidaat-notaris aan de advocate van [benadeelde partij] geschreven
Voor wat betreft het totstandkomen van het ontwerp van de akte van verdeling en levering d.d. 24 juli 2000 kan ik u berichten dat er vooraf een bespreking is gevoerd met partijen waarin mondeling een aantal afspraken zijn gemaakt teneinde tot een verdeling te komen. Genoemde afspraken zijn vastgelegd door ondergetekende in een bijlage behorende bij de akte van verdeling en levering. Genoemde bijlage is achteraf ter ondertekening naar partijen verzonden ter verificatie van genoemde afspraken.
7. Uit voormelde brieven heeft de rechtbank terecht afgeleid dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen terzake van de (wijze van) verdeling van de gemeenschap. Gelet op de taak en functie van de (kandidaat-)notaris in de rechtspleging in Nederland, dient er van uit gegaan te worden dat een zo gedetailleerd concept van verdeling en levering met bijlagen eerst dan door de (kandidaat-)notaris ten behoeve van de deelgerechtigden wordt voorbereid en aan hen wordt toegezonden, als de (kandidaat-)notaris de stellige overtuiging heeft dat aldus schriftelijk is verwoord wat partijen in diens visie ook werkelijk zijn overeengekomen. Die overtuiging kan eerst verworven worden nadat deze partijen omtrent alle aspecten van de voorgenomen rechtshandeling heeft ingelicht en met hen heeft besproken. Wijzigingen van het concept zullen in zo'n geval nog slechts punten van ondergeschikte aard betreffen. Voormelde taak en functie van de (kandidaat-)notaris maken de stelling van [belanghebbende] dat zij geen enkel inzicht had in de gegevens zoals die door [benadeelde partij] waren verstrekt aan de notaris, niet aannemelijk. Dat geldt evenzeer de door [belanghebbende] gestelde verzoeken betreffende het in het bezit stellen van die bescheiden. De hiervoor aangehaalde tekst van de ontwerpakte en de bijlage, alsmede de inhoud van de – eveneens eerder aangehaalde brieven – rechtvaardigen in samenhang met de functie van de (kandidaat-)notaris als hiervoor omschreven, het vermoeden dat partijen mondeling zijn overeengekomen hun gemeenschappelijke goederen te verdelen zoals in de bijlage aangegeven. Bij die stand van zaken is het aan [belanghebbende] om tegenbewijs te leveren. Nu zij evenwel in hoger beroep geen enkel – en in eerste aanleg slechts een in algemene termen vervat – bewijsaanbod heeft gedaan, ziet het hof geen grond haar tot dat tegenbewijs toe te laten. De eerste grief faalt mitsdien.
8. Met betrekking tot de tweede grief kan aan [belanghebbende] worden toegegeven dat het door de (kandidaat-)notaris opgestelde ontwerp van de akte van verdeling en levering, alsmede van de bijlage de door de rechtbank daaraan toegekende formele bewijskracht ontberen. Gelet op het hiervoor onder 8 overwogenene mocht de rechtbank aan de door de (kandidaat-)notaris opgestelde stukken evenwel de waarde toekennen dat deze het tussen partijen overeengekomene bevatte. Daarmee is de rechtbank de wettelijke bewijsregeling niet te buiten gegaan. De tweede grief treft derhalve geen doel.
9. Op grond hetgeen het hof hiervoor ten aanzien van de eerste en tweede grief heeft overwogen, is de derde grief tevergeefs opgeworpen.
10. Dat lot treft ook de vierde grief, nu deze ten onrechte er van uitgaat dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. Ten overvloede overweegt het hof – mede onder verwijzing naar artikel 3:183 BW – dat een overkomst strekkende tot verdeling en levering mondeling kan worden aangegaan en – indien het aanzijn daarvan vaststaat – dat deze vervolgens in rechte afdwingbaar is.
11. Aangezien het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en partijen voormalige levenspartners van elkaar zijn, zal de kosten van het geding in hoger beroep compenseren op de wijze als in het dictum vermeld.
12. Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het vorenstaande;
- compenseert de kosten in het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stille, Labohm en Tanja-van den Broek, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof op 28 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.