ECLI:NL:GHSGR:2005:AV4764

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/1355 KA
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.E. In ’t Velt-Meijer
  • A.A. Schuering
  • C.G. Beyer-Lazonder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vallen waterplanten onder de werkingssfeer van de CAO Tuinbouw?

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om de vraag of de activiteiten van Van der Velde Waterplanten B.V. onder de werkingssfeer van de CAO Tuinbouw vallen. De zaak is gestart met een tussenarrest op 16 juli 2004, waarin het hof de partijen verzocht om aanvullende informatie te verstrekken. Van der Velde diende jaarstukken over de jaren 2000 en 2001 over te leggen, om inzicht te geven in haar kwekersactiviteiten in verhouding tot haar handelsactiviteiten. De overgelegde stukken gaven echter niet de benodigde informatie om de vraag te beantwoorden of Van der Velde onder de CAO valt.

Het hof oordeelde dat de bewijslast bij de Werkneemster ligt, die moet aantonen dat Van der Velde voornamelijk kwekerijactiviteiten uitvoert. Van der Velde stelde dat haar activiteiten vooral bestonden uit de verkoop van waterplanten en dat er geen sprake was van kweken in de zin van de CAO. Het hof besloot dat er een comparitie moest plaatsvinden om nadere informatie van partijen te verkrijgen en om te trachten een minnelijke regeling te bereiken. De comparitie werd gepland voor 30 augustus 2005, waarbij beide partijen aanwezig moesten zijn, vergezeld van hun raadslieden.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van informatieverstrekking door Van der Velde en de rol van de Werkneemster in het bewijzen van haar stellingen. Het hof gaf aan dat het niet nodig was om een deskundige aan te stellen voor het onderzoek naar de overgelegde stukken, maar dat de jaarstukken als hulpmiddel moesten dienen voor meer duidelijkheid over de activiteiten van Van der Velde. De zaak blijft dus in behandeling, met de mogelijkheid van verdere beslissingen na de comparitie.

Uitspraak

Uitspraak: 22 juli 2005
Rolnummer: 02/1355 KA
Rolnr. rechtbank: 351860
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
VAN DER VELDE WATERPLANTEN B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
appellante,
hierna te noemen: Van der Velde,
procureur: mr. M.W.F.M. de Leeuw,
tegen
WERKNEEMSTER,
wonende te X,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Werkneemster,
procureur: J.C. Meijroos.
Het verdere verloop van het geding
Bij tussenarrest van 16 juli 2004 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen. Daarop heeft Van der Velde een akte uitlating na tussenarrest (met producties) genomen en Werkneemster een akte uitlating na tussenarrest (met producties).
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak - onder meer - naar de rol verwezen voor het overleggen door Van der Velde van stukken, waaronder de jaarstukken over de jaren 2000 en 2001 met de winst- en verliesrekeningen van alle tot de groep behorende vennootschappen, aangezien Van der Velde meer informatie diende te verstrekken met betrekking tot haar kwekersactiviteiten in verhouding tot haar handelsactiviteiten. Van der Velde heeft de rapporten over het boekjaar 2001 met daarin de cijfers over het boekjaar 2000 overgelegd van de volgende vennootschappen:
- S.T. van der Velde Holding B.V.
- Aquatic Group International B.V.
- Waterplantenkwekerij van der Velde B.V.
- Van der Velde Waterplanten B.V.
2. Ter toelichting op deze stukken heeft Van der Velde opgemerkt dat de activiteiten in 2000 en 2001 in hoofdzaak plaats vonden in Van der Velde Waterplanten B.V. en Waterplantenkwekerij Van der Velde B.V. Op advies van de accountant is in 2001 begonnen met het overhevelen van alle activiteiten naar Waterplanten B.V.. De activiteiten in Waterplantenkwekerij B.V. zijn in 2003 volledig gestaakt. Van der Velde brengt naar voren dat uit de toelichting op de winst- en verliesrekening van zowel Waterplanten als Waterplantenkwekerij blijkt dat de omzet van de vennootschappen vooral bestaat uit doorverkochte waterplanten en daarmee samenhangende materialen. Van kwekerijactiviteiten in de zin van het telen van planten is in geen van beide vennootschappen sprake. In Waterplan-ten-kwekerij werden in 2000 wel ingekochte planten opgekweekt. Dat opkweken had ongeveer betrekking op 5 tot 10% van de werkzaamheden in Waterplanten-kwekerij. Indien die activiteit al als teelt in de zin van de CAO zou kunnen worden beschouwd, des neen, dan voldoet die activiteit nog niet aan de tweede voorwaarde uit de definitie, namelijk dat dit uitsluitend of in hoofdzaak wordt uitgevoerd, aldus Van der Velde.
3. Werkneemster stelt zich op het standpunt, dat de door Van der Velde overgelegde rapporten over het boekjaar 2001 slechts een samenstellings-verklaring vormen die niet nader is getoetst door een accountant. Zij somt een paar onjuistheden in het rapport op en stelt dat een onafhankelijke accountant dient te worden aangesteld om duidelijkheid te scheppen over de jaarrekening dan wel dat deze jaarrekening niet meegewogen dient te worden als bewijs. Naar de mening van Werkneemster is het pertinent onjuist dat geen sprake was van kweken en voorzover er wel sprake was van kweken dit slechts betrekking had op 5 tot 10% van de werkzaamheden. Zij stelt, dat uit de winst- en verlies-rekening blijkt, voorzover deze als juist aangenomen kan worden, dat er in 2000 voor ruim 1 miljoen euro is omgezet ter zake van het kweken van planten.
4. Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in het tussenarrest overwogen, dat op Werkneemster de bewijslast rust van haar stelling dat Van der Velde onder de Tuinbouw CAO valt, maar dat Van der Velde als de partij die over de desbetreffende informatie beschikt, meer informatie diende te verstrekken met betrekking tot haar kwekersactiviteiten in verhouding tot haar handelsactiviteiten. De thans overgelegde stukken geven die informatie niet. Het gaat hier wat deze stukken betreft niet om bewijslevering door Van der Velde zoals Werkneemster meent, maar om informatie-verstrekking door Van der Velde, waarbij de jaarstukken een hulpmiddel hadden moeten zijn om meer duidelijkheid te krijgen over de activiteiten van Van der Velde. Voor benoeming van een deskundige, een onafhankelijke accoun-tant, voor onderzoek naar deze stukken, zoals Werkneemster wenst, is dan ook geen plaats.
5. Het hof zal een comparitie gelasten om nadere informatie van partijen en met name van Van der Velde te verkrijgen, echter zonder dat dit feitelijk in een omkering van de bewijslast resulteert. De bewijslast blijft op Werkneemster rusten, die zal dienen te bewijzen - indien het tot een bewijsopdracht komt - dat Van der Velde uitsluitend of in hoofdzaak kwekerijactiviteiten uitoefent. Bewijslevering door middel van een te benoemen deskundige ter zake van het onderscheid tussen kweken versus opkweken is daarbij niet uitgesloten.
Het hof zal de comparitie mede dienstbaar maken aan het trachten te bereiken van een minnelijke regeling van het geschil, dat - in hoofdzaak - neerkomt op het bedrag behorende bij 30% van het tussen partijen overeengekomen loon. Het hof verzoekt partijen zich hierop voor te bereiden.
6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof:
- beveelt partijen, Werkneemster in persoon en Van der Velde deugdelijk vertegenwoordigd, vergezeld van hun raadslieden voor het verstrekken van inlichtingen en het zo mogelijk beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de ten deze benoemde raadsheer-commissaris
mr. C.G. Beyer-Lazonder in een der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage op dinsdag, 30 augustus 2005 om 13.30 uur dan wel voor het geval een der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de weken 38 tot en met 40 van 2005, opgeeft dan verhinderd te zijn, op een door de raadsheer-commissaris nader vast te stellen datum en tijdstip;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. M.E. In ’t Velt-Meijer, A.A. Schuering en
C.G. Beyer-Lazonder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2005 in aanwezigheid van de griffier.