ECLI:NL:GHSGR:2005:AY8839

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1154-HR-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • T. Tanja-van den Broek
  • A. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking kinderalimentatie en regeling kinderrekening na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere beschikking van de Hoge Raad van 5 september 2003, heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 januari 2005 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de zorgregeling voor de kinderen van partijen. De man en de vrouw, die gedurende vijftien jaar een relatie hebben gehad, hebben gezamenlijk twee minderjarige kinderen. Na hun uiteengaan verblijven de kinderen de helft van de tijd bij ieder van hen, en hebben partijen gezamenlijk het gezag over de kinderen. De vrouw heeft het dagelijks beheer van de nieuw opgerichte kinderrekening, waaruit de kosten voor de kinderen worden betaald.

De Hoge Raad heeft de eerdere beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Gravenhage. In de nieuwe beschikking is vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling en de kosten van de kinderen, zoals vastgelegd in een ondertekende vaststellingsovereenkomst. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 4 juli 2001 vernietigd en een nieuwe regeling getroffen voor de verblijfsduur van de kinderen en de verdeling van de kosten.

De beschikking bepaalt dat de kinderen op een 50/50 basis afwisselend bij de man en de vrouw verblijven. De ouder bij wie de kinderen verblijven, is verantwoordelijk voor de dagelijkse kosten van verzorging. De kinderrekening wordt gefinancierd door de kinderbijslag en door bijdragen van beide ouders, waarbij de kosten in een bepaalde verhouding worden verdeeld. De beschikking bevat ook bepalingen over de betaling van specifieke kosten, zoals schoolkosten en sportactiviteiten, en regelt de communicatie tussen partijen over deze kosten. De regeling gaat in op 1 oktober 2004, en de vrouw is verplicht om de ontvangen kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2004 op de kinderrekening te storten. De beschikking sluit af met de afwijzing van andere verzoeken van partijen.

Uitspraak

Uitspraak : 26 januari 2005
Rekestnummer : 1154-HR-03
Rekestnr. rechtbank : 203563/00.4388F
Rekestnr. hof : 788/2001
Rekestnr. HR : R02/081HR
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker na verwijzing door de Hoge Raad,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. T.G. Brown-Knip,
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats],
verweerster na verwijzing door de Hoge Raad,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 5 september 2003 de beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 augustus 2002 vernietigd, en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.
Op 29 december 2003 heeft de advocaat van de man de processtukken van de drie instanties overgelegd en het hof verzocht een datum te bepalen voor een mondelinge behandeling.
Bij fax van 29 oktober 2004 heeft de advocaat van de man een copie van de door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst aan het hof doen toekomen. Voorts is verzocht een eindbeslissing te geven en in die beslissing de tussen partijen bereikte overeenstemming op te nemen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken staat – voor zover in hoger beroep van belang – tussen partijen het volgende vast.
Partijen hebben gedurende ongeveer vijftien jaar een relatie gehad. Uit hun relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[kind 1], geboren op [geboortedatum], en
[kind 2], geboren op [geboortedatum],
hierna tezamen te noemen: de kinderen. Sinds het uiteen gaan van partijen verblijven de kinderen de helft van de tijd bij ieder van hen. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
Op 11 augustus 2001 heeft de vrouw de rechtbank te Amsterdam verzocht te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2000 een kinderalimentatie zal betalen van ƒ 375,- per kind per maand. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
Bij beschikking van 4 juli 2001 heeft de rechtbank te Amsterdam - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man met ingang van 1 februari 2000 een kinderalimentatie zal voldoen van ƒ 375,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen en te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de kinderen kan of zal worden verleend.
Bij verzoekschrift heeft de man tegen voornoemde beschikking van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 1 augustus 2002 heeft het Gerechtshof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
Op 14 oktober 2002 heeft de man tegen voornoemde beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft bij zijn genoemde beschikking de beschikking van het Gerechtshof vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP NA VERWIJZING DOOR DE HOGE RAAD
1. Partijen hebben blijkens de aan het hof overgelegde vaststellingsovereenkomst door ieder hunner op 29 oktober 2004 ondertekend, overeenstemming bereikt over een regeling terzake van het verblijf van de kinderen en de in het kader van deze procedure relevante kosten van de kinderen, ingaande per 1 oktober 2004. Een copie van deze vaststellingsovereenkomst is aan deze beschikking gehecht. Partijen hebben daarin verzocht hun overeenkomst in de door het hof te wijzen beschikking op te nemen.
2. Het bovenstaande brengt met zich mee dat de beschikking van 4 juli 2001 van de rechtbank te Amsterdam moet worden vernietigd en dat wordt beslist zoals hierna in het dictum weergegeven.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de beschikking van 4 juli 2001 van de rechtbank te Amsterdam en, in zoverre opnieuw beschik-ken-de:
1. De kinderen verblijven op 50/50 basis afwisselend bij ieder van partijen. Dit verblijf bij ieder van partijen dat in omvang gelijk is wordt in onderling overleg tussen partijen nader ingevuld.
2. De ouder bij wie de kinderen in het kader van de in artikel 1 genoemde regeling op dat moment verblijven draagt gedurende dat verblijf voor haar/zijn rekening zorg voor voeding, kleding en de verdere verzorging van de kinderen.
3. Door partijen wordt gezamenlijk een nieuwe bankrekening geopend zijnde de zogenaamde “kinderrekening”. Het dagelijks beheer van deze kinderrekening berust bij de vrouw. Partijen zullen bevorderen dat de bank periodiek aan ieder van partijen rekeningafschriften van de kinderrekening zal doen toekomen. Indien zulks niet mogelijk is, dan zal zullen de bankafschriften door de bank naar de vrouw verzonden worden en zal de vrouw op haar beurt ervoor zorgdragen dat kopieën van deze rekeningafschriften naar de
man verzonden worden.
4. Het kind [kind 1] staat op het adres van de vrouw ingeschreven. Het kind [kind 2] op het adres van de man. Diegene van partijen bij wie het desbetreffende kind staat
ingeschreven vraagt met ingang van 1 januari 2005 voor dat kind de kinderbijslag aan. Op het desbetreffende aanvraagformulier casu quo wijzigingsformulier vullen partijen het rekeningnummer van de kinderrekening in als zijnde de bankrekening waarop de kinderbijslag betaald dient te worden.
5. Gelet op de inhoud van artikel 4 wordt de kinderrekening op de eerste plaats gevoed door de op die kinderrekening te ontvangen kinderbijslag voor de kinderen. Vervolgens worden de op deze kinderrekening te storten bedragen die nodig zijn om vanaf de kinderrekening de in artikel 6 genoemde kosten te betalen door partijen gedragen in de verhouding 43,6% voor de vrouw en 56,40% voor de man.
6. Vanuit de kinderrekening zullen betaald worden de navolgende met de kinderen verband houdende op dit moment bekend zijnde algemene kosten:
- Alle kosten verband houdende met de scholen van de kinderen (bijvoorbeeld schoolgeld, boekengeld, uitjes en dergelijke) waaronder niet begrepen worden kosten te maken voor het leren door de kinderen thuis zoals bijvoorbeeld doch niet uitsluitend een personal computer, rekenmachine, pennen en dergelijke. Deze laatstgenoemde kosten komen voor rekening van diegene van partijen bij wie de kinderen op dat moment verblijven.
- Alle kosten verband houdende met de thans reeds door de kinderen beoefende sportactiviteiten zoals sportkleding, schoeisel, lesgeld, sportuitjes en dergelijke.
- Alle kosten verband houdende met het lidmaatschap van de kinderen van
verenigingen.
- Ziektekosten die niet door de verzekering vergoed worden waaronder niet verstaan worden de kleine dagelijkse ziektekosten zoals pijnstillers, neusdruppels en dergelijke.
- Voor ieder van de kinderen tweemaal per jaar (winter en zomer) een nieuwe jas en nieuwe schoenen.
- De kapper.
7. Indien één van partijen van mening is dat er nieuwe op het moment van ondertekening van deze overeenkomst nog niet bestaande algemene kosten ten behoeve van de kinderen gemaakt moet worden die vanuit de kinderrekening betaald dienen te worden, dan worden de daarop betrekking hebbende verplichtingen niet eerder aangegaan dan op het moment waarop beide partijen daarvoor hun toestemming hebben gegeven. Blijft tussen partijen dienaangaande een verschil van mening bestaan, dan kan de meest gerede partij een beroep doen op de in de Wet genoemde geschillenregeling (artikel 1: 253a Burgerlijk Wetboek).
8. De facturen betrekking hebbende op de in artikel 6 genoemde kosten zullen bij de vrouw ingeleverd worden. Vervolgens draagt de vrouw zorg voor betaling van deze facturen vanaf de kinderrekening. Indien één van partijen de desbetreffende factuur reeds heeft betaald, dan wordt na overlegging van de factuur en het bijbehorende betalingsbewijs het daarmee gemoeide bedrag vanaf de kinderrekening overgemaakt naar de desbetreffende partij die de factuur heeft voorgeschoten.
9. In het kader van de onderhavige vaststelling verlenen partijen elkaar met betrekking tot hetgeen zij tot 1 oktober 2004 over en weer menen van elkaar aangaande de verzorging en opvoeding van de kinderen te vorderen te hebben over en weer finale en volledige kwijting.
10. De in deze vaststelling opgenomen regeling gaat in met ingang van 1 oktober 2004. De vrouw zal de door haar reeds ontvangen dan wel te ontvangen kinderbijslag voor het vierde kwartaal 2004 voor de kinderen storten op de kinderrekening.
11. De thans ten behoeve van de kinderen bestaande spaarrekening die gevoed wordt door de man heeft niets met de in deze overeenkomst genoemde kinderrekening van doen. Die spaarrekening wordt beheerd door de man en de uitkering te zijner tijd zal eveneens door de man ten behoeve van de kinderen beheerd worden.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Tanja-van den Broek en Labohm, bijgestaan door Muller-Rietveld als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2005.