Rolnummer: 22-003670-04
Parketnummer(s): 11-025000-03
Datum uitspraak: 25 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Economische kamer
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer in de rechtbank te Dordrecht van 5 februari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 5 oktober 2005 en 11 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, als feitelijke leidinggever van zijn bedrijf, geld van particulieren aangetrokken met de mededeling dat hij dit geld voor hen zou beleggen, waarbij er grote winsten konden worden gemaakt. Dat hij iets hiervan heeft belegd, is niet gebleken en niet aannemelijk. Aanvankelijk heeft de verdachte aan sommige beleggers gelden uitgekeerd, maar na verloop van tijd kon hij de oorspronkelijke door particulieren ingelegde gelden niet meer aan hen uitkeren, laat staan met winst. Aldoende heeft de verdachte een aantal particuliere beleggers benadeeld en heeft hij niet alleen - in sommige gevallen zeer grote - financiële schade toegebracht aan consumenten, maar heeft hij ook het vertrouwen in het kredietwezen beschadigd.
Daarenboven heeft de verdachte feitelijke leiding gegeven aan het door zijn bedrijf niet voldoen aan de verplichting om een deugdelijke administratie te voeren, waardoor na de faillietverklaring van het bedrijf de verplichtingen jegens schuldeisers op grond van de toen bestaande - ondeugdelijke - administratie niet konden worden vastgesteld. Daardoor is de afwikkeling van het faillissement bemoeilijkt.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 januari 2006, al eens is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, gepleegd kort voordat feit 1 is begaan, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten voort te zetten.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 51, 57, 341 (oud) en 341 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1(oud), 2(oud) en 6(oud) van de Wet op de economische delicten en artikel 82 (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor-zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. J. Borgesius en mr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. F. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2006.
Mr. Fleers is buiten staat dit arrest mede te onder-tekenen.