ECLI:NL:GHSGR:2006:AV0310

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200215305
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • J. Borgesius
  • G.J. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep inzake onttrekken van grondwater

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Dordrecht. De verdachte, een vennootschap, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van EUR 20.000,- voor het onttrekken van grondwater. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van de processtukken en de verklaringen die tijdens de zittingen zijn afgelegd, waaronder die van deskundige prof. dr. ir. A. Verruijt.

Het hof overweegt dat de verdachte door middel van de IFCO-methode grondwater aan de grond heeft onttrokken, maar dat dit gebeurde in het kader van de ontwatering van het perceel. Volgens de Grondwaterwet is deze wet niet van toepassing in dit geval. Daarnaast is het hof van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, omdat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte onjuiste informatie heeft verstrekt over de aard van de onttrekking.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen zijn. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Deze beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de ingebrachte argumenten en de beschikbare bewijsstukken. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002153-05
Parketnummer(s): 11-030091-04
Datum uitspraak: 25 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Dordrecht van 16 maart 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte vennootschap]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
EUR 20.000,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen.
Terzake van het onder 1 tenlastegelegde feit overweegt het hof als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is, gelet op de zich in het dossier bevindende processtukken alsmede gelet op het verhandelde ter terechtzitting, en met name de door de deskundige prof. dr. ir. A. Verruijt ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2005 afgelegde verklaring, aannemelijk geworden dat sprake is van een door de verdachte verrichte handeling als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder a, van de Grondwaterwet. Immers, aannemelijk is geworden dat de verdachte door middel van de zogenoemde IFCO-methode ('versnelde consolidatie') grondwater aan de grond heeft onttrokken, doch dat dit gebeurde in het kader van de ontwatering van het desbetreffende perceel, waarop krachtens de boven-genoemde wettelijke bepaling de wet niet van toepassing is.
Terzake van het onder 2 tenlastegelegde feit overweegt het hof als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2005 is niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, door op een formulier voor het aanmelden van een inrichting voor het onttrekken van grondwater in te vullen dan wel te laten invullen dat het een 'bouwput-bemaling' betrof en dat de hoeveelheid te onttrekken grondwater de 12.000 m³ niet zou overschrijden.
De verdachte behoort derhalve - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr. J. Borgesius, en mr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. F. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2006.
Mr. Fleers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.